Wordt dit nou sciencefiction of pure fantasie of misschien wel een mogelijke werkelijkheid? De tijd zal het leren.
Mijn idee – of ideeën kan ik beter zeggen over de werkelijkheid botsen eigenlijk met alles wat ik geleerd heb enerzijds en anderzijds passen ze in het geheel waarin de normale werkelijkheid zich afspeelt. Ik heb het over de schalen binnen en daarmee ook weer buiten de normaliteit, wat de toestand betreft die we in gewone uitingen van onze medemensen aantreffen.
Wat ik mij altijd heb afgevraagd is of de stoffelijke werkelijkheid die wij kennen en ervaren de enige werkelijkheid is, of dat er misschien in andere frequentiebereiken meer materiële werkelijkheden mogelijk zijn.
Als je met dergelijke vraagstukken in je hoofd rond loopt kun je niet zomaar even iets op het internet opzoeken. Daarvoor heb je iemand nodig van wie verwacht kan worden dat de portee van de vraag wordt begrepen. Ik had het geluk dat ik eenmaal iemand ontmoette die ik over dit onderwerp vragen kon stellen. Hij was een hoogleraar theoretische fysica en wiskunde met emeritaat. Klinkt geweldig hoogdravend als ik het zo neerschrijf want hoe kom ik bij zo iemand terecht.
Nou ja, hij kwam min of meer toevallig bij mij terecht. Mijn vrouw had een bedrijf waarin zij bij kortlopende onroerend goed huur bemiddelde. Deze hoogleraar was, zoals gezegd, met pensioen. Zijn dochter bezat een appartement in onze woonplaats Hilversum dat zij wilde verhuren. Maar omdat ze zelf druk met haar werk was had ze haar vader gevraagd bij mijn vrouw in de zaak de verhuur te regelen.
Af en toe hielp ik wel in de zaak en toen deze man binnen kwam zat ik toevallig achter een van de computers en ontving hem, noteerde zijn gegevens, maar raakte daarna ook met hem aan de praat. Toen ik hoorde en begreep wat hij in zijn werkende leven had gedaan besloot ik hem een vraag te stellen. Ik zal hieronder die vraag formuleren, maar eerst lijkt het me nuttig om uit te leggen waarover en waarom ik een vraag wilde stellen.
In de eerste plaats moet ik vertellen waar dit deel van de fysica over gaat: De theoretische natuurkunde of theoretische fysica is de tak van de natuurkunde die zich bezighoudt met het vormen van nieuwe natuurkundige theorieën. Daarmee onderscheidt deze tak zich van de experimentele natuurkunde, die theorieën door middel van experimenten bevestigt of weerlegt, en de technische natuurkunde, die de ontdekte natuurkundige wetten toepast in bijvoorbeeld de machine-industrie, de vliegtuigbouw of in energiecentrales. (dit stukje kon ik gelukkig wel van het internet halen)
Ik wilde dus een vraag naar een theoretische mogelijkheid stellen:
De materie bestaat, zoals de meeste mensen wel weten, uit moleculen die weer uit atomen bestaan. Die atomen bestaan uit zogenaamde subatomaire deeltjes: protonen, elektronen en meer. Die elektronen worden geacht als planeten rond een kern van protonen te draaien. Die deeltjes bestaan echter niet zoals we ons misschien voorstellen uit vaste stof. Het zijn elektromagnetische golfjes die om hun eigen as draaien heel klein en heel snel. We kunnen wat de afmetingen betreft dan ook niet spreken van centimeters of millimeters. Die kleine afstanden worden gemeten in ‘Ångström’, dat is een honderd miljoenste van een centimeter. Dat is behoorlijk klein en het zit allemaal zo dicht op elkaar dat wij het waarnemen als een vaste en ondoordringbare stof, behalve natuurlijk als we met vloeistoffen te maken hebben.
Nu ja, mijn vraag zal de meeste mensen wel wat vreemd voorkomen, maar ik moest denken aan de verhoudingen tussen de klanken die we horen kunnen en de kleuren die we zien kunnen. Bij de klanken die we kunnen horen hebben we aardig wat ruimte, zeker als we nog jong zijn en onze oren niet door snoeiharde muziek of ander lawaai bedorven zijn dan kunnen we wel acht of negen octaven horen. Sommigen van ons staan te lang bloot aan gehoor beschadigend lawaai maar zullen dan toch altijd nog meerdere octaven kunnen horen.
Als we dan naar de prestaties van onze ogen kijken dan bereiken we daarmee maar één enkel octaaf: van donkerrood (infrarood wat een lagere frequentie heeft voelen we wel als warmte, maar zien we niet) tot violet (van ultra violet worden we wel bruin of verbranden we zelfs, maar zien we niet). De frequentie van donkerrood, het aantal trillingen per seconde tot aan het einde van het zichtbare spectrum is ongeveer tweemaal zo groot. Overigens drukken we de kleuren meestal uit in hun golflente waardoor de golflengte van rood licht ongeveer tweemaal zo lang is als die van violet licht. Maar één octaaf dus.
Nou goed die elektronen en protonen hebben zo’n kleine golflengte dat wij ze allemaal als één geheel zien, een stuk ijzer of een houten plank. Die atomen en die subatomaire deeltjes zijn voor onze ogen te klein.
Wat ik nu echter van die hoogleraar theoretische fysica wilde weten was of het misschien ook mogelijk was dat die subatomaire deeltjes eventueel ook in hogere of juist lagere octaven zouden kunnen bestaan. Per slot van rekening moeten we er toch niet van uit gaan dat iets wat wij niet kunnen waarnemen daarom ook niet bestaat. Als ze namelijk in lagere octaven kunnen bestaan worden hun golflengtes, dus ook hun formaat steeds een factor 2 groter of misschien nog wel meer, maar wel onzichtbaar – nou ja, voor ons dan.
Gelukkig begreep deze hoogleraar mijn vraag, al moest hij toegeven dat hij daarover nog nooit had nagedacht. Hij zei dan ook: dat zou best kunnen, maar dan is de materie die daarmee gevormd kan worden voor ons te ijl om te zien. Nou, je begrijpt wel dat ik voor zulke theoretische materie die wij wel is waar niet kunnen waarnemen, maar die toch kan bestaan, een naam moest bedenken en hoe de fysica die daarover gaat dan zou moeten heten. En toen kwam ik uit op “Megafysica”. (mega is groot, maar dat wist je waarschijnlijk wel)
In die nieuwe natuurkunde die ik zojuist had verzonnen zouden in principe de zelfde mogelijkheden zijn die in de ons bekende natuurkunde mogelijk zijn. Het zou tenslotte gewoon een andere werkelijkheid zijn. We hebben alleen nog niet bedacht hoe we dat waar kunnen nemen, maar zeg nou maar eens – nou ja voor de aardigheid dan he – dat onze werkelijkheid zich afspeelt binnen een heel groot megafysich levend lichaam dat wij niet kunnen waarnemen, maar dat zich bijvoorbeeld dezelfde dingen afvraagt als ik en zich dus ook van ons bestaan bewust is. Nou, als ik nou verder fantaseer dan kan zo’n wezen ook ziek worden waardoor er dan in onze werkelijkheid weer allerlei onbegrijpelijke dingen gebeuren die we pas kunnen snappen als we die hele megafysica die ik nou net heb verzonnen, maar die misschien wel bestaat, ook helemaal begrijpen.
Nou, dat vraag ik me dan af, snap je?
Trouwens, dit oude idee, waarvan ik me herinner dat ik er wel eens meer over heb geschreven, kwam weer bij me op toen ik begon met het boek ‘De Droom’ van David Icke te lezen. Hij is al veel langer bezig met andere – en voor ons niet zo gemakkelijk waarneembare bewoners van onze en andere planeten.
Wat ik nu met dit soort merkwaardige schrijfsels wil bereiken, vraag je jezelf misschien af. Tja, helemaal precies kan ik dat eigenlijk niet zeggen. Ik denk dat ik gewoon probeer af te tasten of er misschien nog iemand van die vreemde fantasieën heeft als ik. En dat die dan contact met me zoekt of zoiets…