Het gewicht van de ziel, een wonderlijke theorie

Lang geleden, toen de wereld ogenschijnlijk nog tamelijk onschuldig was, woonde ik met mijn eerste echtgenote in een flat in Den Helder. Na eerst een jaar bij haar ouders met een opklapbed en een tafel met vier stoelen op haar kamer te hebben gewoond  hadden we die flat gekregen. Huisvesting was toen net zo’n groot probleem als tegenwoordig. De acht flatgebouwen waar wij ons flatje hadden zijn trouwens alweer tegen de grond gegaan.

Ik was onderwijzer op een Helderse school waar ik elke dag op de brommer heen ging. Erg veel luxe hadden we niet, maar dat was ook niet nodig, want we waren gelukkig. We hadden een zwart-wit tv, keken naar Paytonplace , lazen de Helderse Courant en de Panorama, wat toen nog een keurig kuis familieblad was zonder blote meiden. En daar in dat blad las ik een artikel getiteld:

 DE ZIEL WEEGT 26 GRAM

Een buitengewoon intrigerende titel vond ik dus met rode oren las ik het, want in spirituele zaken die verbinding met de werkelijkheid lijken te hebben ben ik als typische bèta altijd geïnteresseerd geweest. Wat bleek. Het artikel betrof een interview met een arts die een groot aantal mensen die bezig waren te sterven met bed en al op een grote, maar zeer nauwkeurige weegschaal had gereden. Hij had iets zeer wonderlijks vastgesteld: op het moment van overlijden werden alle mensen op die weegschaal plotseling 26 gram lichter. De brave arts, die misschien wel heel gelovig was had waarschijnlijk al zijn leven lang met grote vragen rond gelopen. Waarschijnlijk had hij zich afgevraagd wat de ziel van een mens nou wel zou kunnen zijn. Tja, dat zijn levensvragen. Weinig mensen twijfelen eraan dat we meer zijn dat een lichaam hoewel… In elk geval had hij bedacht dat als de ziel al zou bestaan dat die er dan vandoor zou gaan als we sterven en tot zijn verrassing kwam hij er via het bovengenoemde experiment achter dat er bij het sterven een kleine, maar tamelijk nauwkeurig te bepalen hoeveelheid massa verdween. Dus concludeerde hij: de ziel bestaat en weegt 26 gram.

Dit verhaal bleef jaar in jaar uit maar terug komen in mijn gedachten, want wat weegt er nu 26 gram. De laatste adem kan het niet geweest zijn want 26 gram lucht past bij lange na niet in ons lichaam. Ik moest bedenken wat het kon zijn, want ik heb de onbedwingbare neiging om altijd alles te willen snappen.

Hoe dan ook, ik kwam op een bruikbaar idee toen ik boeken over Oosterse filosofie begon te lezen. Daar wordt namelijk gesproken over chakra’s. Dat zijn heel subtiele draaiende energievelden die met ons lichaam verbonden zijn. Zo subtiel dat wij, zogenaamd nuchtere westerse mensen ze niet waar kunnen nemen en dus als geitenwollen sokken onzin beschouwen. Maar het bleef me toch intrigeren. Maar toen kwamen mijn medische belangstelling en de fysica mij te hulp. In ons lijf gebeurt namelijk bijna alles door elektrische krachten. Onze celletjes hebben een gemiddelde oppervlaktespanning van 25 millivolt. En dat is maar goed ook, want daardoor kan voedsel met een tegengestelde lading worden aangetrokken en afval met de gelijke spanning worden afgestoten. Kortom, het leven is dus eigenlijk behoorlijk elektrisch, zal ik maar zeggen. Eigenlijk vond ik het toen helemaal niet meer zo vreemd dat er werd gesproken over draaiende energievelden, de chakra’s. Maar ja, die 26 gram bleef nog steeds een raadsel. Totdat ik bedacht – ik had op school natuurlijk fysicalessen gehad – dat onze subatomaire deeltjes, de elektronen en protonen en wat heb je allemaal nog meer ook worden beschouwd als superkleine draaivelden en dat die deeltjes juist massa en dus gewicht hebben door het feit dat ze draaien. Ja, toen ik dat besefte was ik er voor mijzelf wel uit. Die chakra’s, waarvan beweerd wordt dat er wel twaalf zijn veroorzaken dus al draaiende een gewicht oftewel massa van 26 gram. En als je overlijdt dan houden die chakra’s natuurlijk op met draaien, want die horen bij levende mensen. Ik moet zeggen dat ik heel tevreden over mezelf was toen ik dat allemaal had verzonnen.

Het verhaal bleef me echter bezig houden, want in diezelfde fysicalessen had ik geleerd dat massa equivalent (gelijkwaardig) is aan energie. Albert Einstein heeft daar een formule voor bedacht waarmee je kunt uitrekenen met hoeveel energie een bepaalde hoeveelheid massa gelijk staat eigenlijk wel is. Uit de leer van de kernenergie weten we namelijk dat een betrekkelijk kleine hoeveelheid massa een gigantische hoeveelheid energie kan betekenen.

De formule van Einstein luidt E=MC2. In woorden gezegd is dat het volgende: De hoeveelheid energie is gelijk aan de massa maal het kwadraat van de lichtsnelheid. Sjonge dacht ik, dat is nog al wat en ik schreef het hele rekensommetje uit: De vrijkomende energie = 26 x 300.000 x 300.00 (de lichtsnelheid C is 300.000 kilometer per seconde) Is dus 26 x 90.000.000.000 gram = 26 x 9.000.000 kilogram = 26 x 9000 ton =234.000 ton. 234 kiloton dus. De atoombom Little Boy die op Hiroshima viel was 15 kiloton (gelijkwaardig aan de explosieve kracht van 15000 ton TNT).

Het is, dacht ik toen ik dat allemaal had uitgerekend maar goed dat die energie die vrij komt als wij sterven van een heel subtiele soort is, want het is ruim 15 keer zoveel als die eerste atoombom. Zoveel energie houdt ons dus bij elkaar en in leven. Wij moeten dus wel uit een heel machtige bron voortkomen.

Raadselachtig lijkt het toch, dat zoveel energie in het korte moment van ons sterven verdwijnt en niet heel gewelddadig vrij komt. Vooralsnog, ik bedoel tot ik een betere theorie heb, ga ik ervan uit dat het niet anders kan dan dat die enorme hoeveelheid energie wordt geabsorbeerd door de kennelijk bestaande werkelijkheid die buiten ons leven en onze bekende levende natuur een kennelijk zeer massale realiteit is.

Als je je nu mocht afvragen of ik deze theorie nu ooit ergens bewezen heb gezien dan moet ik toegeven dat ik vermoedelijk alleen sta met deze gedachtegang. Mocht je evenwel willen reageren dan ben je van harte welkom.

W.E.F.

Een stukje overgenomen uit NineForNews, dat naar mijn oordeel belangrijk genoeg is om het aan iedereen te vertellen.

Citaat:

Dankzij onderzoeksjournalist Marc van der Vegt zijn vorige week documenten gepubliceerd over projecten van het World Economic Forum in ons land. Het gaat om meer dan 1000 pagina’s.

“Wat blijkt? De Nederlandse regering en het WEF zijn volledig met elkaar verweven via allerlei projecten,” schrijft FVD-Kamerlid Pepijn van Houwelingen, die meermaals Kamervragen stelde over de banden tussen het WEF en de regering.

We zien ministers Kaag en Hoekstra in de vrijgegeven stukken terug in diverse clubjes van het WEF. Ook koningin Maxima duikt op.

Niet democratisch

Daarnaast heeft het ministerie van Landbouw ingezet op het vestigen van een ‘Centre for Fourth Industrial Revolution’ van het WEF in Nederland.

Een ambtenaar van het ministerie schreef in 2020 in een e-mail gericht aan een collega van het ministerie van Buitenlandse Zaken: “Gezien jullie betrokkenheid bij voedselzekerheid en jullie rol ten aanzien van internationale handel en ontwikkelingssamenwerking en de rol die Nederland daarin kan spelen via deze WEF-instituties, zou het denk ik goed zijn als vanuit Buitenlandse Zaken ook wordt geparticipeerd in de taskforce.”

“Het feit dat stakeholders beleid uitzetten en bepalen, daar vervolgens ook grof aan gaan verdienen en er dus stakeholder capitalism ontstaat in plaats van state capitalism, is niet democratisch,” licht Van der Vegt toe.

Als complotgek weggezet

“Politici van de regeringspartijen stonden twee jaar lang te liegen in de Kamer over betrokkenheid bij het WEF,” reageert data-analist Cees van den Bos. “Parlementariërs die vragen stelden, werden als complotgek weggezet. Alle ambtenaren die bij WEF-projecten waren betrokken, hielden de kaken stijf op elkaar.”

Het establishment besteedde geen aandacht aan de vragen die FVD stelde over de banden tussen het WEF en de regering, maar probeerde de aandacht af te leiden door te suggereren dat de partij banden met Rusland heeft.

Toen vorige week bleek dat oud-Senaatsvoorzitter René van der Linden (CDA) jarenlang de Russische belangen behartigde, bleef het ijzingwekkend stil. De CDA-politicus werd volgens NRC door het Kremlin ingezet om westerse politici en de publieke opinie te beïnvloeden.

Einde citaat.

Je kunt het ook rustig naast je neerleggen, maar dan straks verbaasd zijn als we straks geen baas meer in eigen leven zijn. Denk aan het corona bedrog hoe smerig slim dat werd gespeeld.

Je stem vertelt het en wat er mist in je stem geneest het

Vanmorgen in het bekende programma op Nederland één kwam tot mijn verbazing maar ook tot mijn blijdschap een onderwerp aan het bod waarmee ik inmiddels al meer dan twintig jaar bezig ben. Er werd namelijk verteld dat voor het diagnosticeren van de ziekte van Parkinson het analyseren van de spreekstem voldoende zekerheid bood en dat de methode mogelijk voldoende mogelijkheden biedt om andere aandoeningen te diagnosticeren.

Laat me eerst maar kort samenvatten wat ik zelf al twintig jaar doe met het geluid van de spreekstem. Ik was en ben er namelijk van overtuigd dat het geluid van onze stem en van de omringende geluiden overigens een belangrijke invloed op onze lichaamsfuncties uitoefent.

In onze door de farmacie overheerste gezondheidscultuur die gaat over prikken of slikken als het om geneesmiddelen gaat is natuurlijk – zoals ik al snel tot mijn teleurstelling merkte – weinig ruimte voor een dergelijk ogenschijnlijk vergezocht idee. Ik zal proberen mijn beweegredenen om met dit vergezochte idee toch twintig jaar door te gaan proberen te onderbouwen.

Ons lichaam bestaat voor het grootste deel tot bijna 90% uit water. Als we bijvoorbeeld merken wat er overblijft wanneer na een crematie de urn wordt opgehaald is dat meestal niet veel meer drie à drie en een halve kilo en daar zitten dan de verbrandingsresten van de kist ook nog bij. Dat we voor een groot deel uit water bestaan wordt daarmee duidelijk bewezen. Water is echter niet samendrukbaar volgens de wetten van de leer van de hydraulica. Dat betekent dan ook dat elk geluid dat water in ons lichaam in trilling brengt en de grootste, want meest nabije trillingsbron is de eigen stem. Maar tevens zal die trilling in al die lichaamsvloeistof van invloed zijn op de stem. Maar ook zullen afwijkingen eigenaardigheden, maar ook ziekteverschijnselen van invloed zijn op de klank van de stem.

Ik bedacht vervolgens – het was vergezocht, ik weet het – dat het mogelijk moest zijn om met klanken die in de stem ontbraken een genezend effect te bereiken. Opnieuw, ik geef het helaas toe, geen idee waar de huidige medicijngerichte geneeskunde blij van wordt, want als je iets met klanken kunt genezen worden er geen winstgevende medicijnen verkocht. Het is mij dan ook pijnlijk duidelijk dat de grote medicijnenlobby (je weet wel, van die coronaprikken) helemaal niet op mijn geluidstherapie zit te wachten.

Hierboven is een spectrum analyse te zien van vijf minuten spraak van een man van rond de zestig jaar. De getallen in de verticale lijn geven de geluidsterkte aan. De getallen in de horizontale lijn het aantal trillingen per seconde. Met grafieken zoals deze kan ik dus precies zien bij welke frequentie de stem het minder goed doet, waar de stem minder kracht heeft.

Nou dat is leuk, zul je misschien zeggen, dan weet je dat, maar wat moet je ermee.

Welnu, daar kwam dan mijn gedurfde fantasie naar buiten. Ik dacht: misschien worden die dips in het stemvolume wel veroorzaakt door een lichamelijk gebrek…en vervolgens: misschien kan dat lichamelijke gebrek wel verbeteren door extra die klank toe te dienen met die frequentie waarvan we in de spectrumanalyse kunnen zien dat hij minder sterk is.

Twintig jaar lijkt een lange tijd maar is toch niet zo heel veel als je alleen werkt. Geld voor personeel heb ik nog nooit gehad en zoiets fantasierijks als dit vindt bij alle gebaande paden ook weinig belangstelling en weinig zin om te investeren in groot onderzoek.

Hoe dan ook, door een mooi wervend bericht in de Amersfoortse krant van mijn eerste proefpersoon werd ik uitgenodigd om mijn verhaal te komen vertellen in het radioprogramma Cappuccino dat toen elke zaterdagmorgen te beluisteren was. Dat leverde mij in een week tijd twintig proefpersonen op.

Na al die jaren heeft mijn onderzoek in elk geval één bemoedigend resultaat opgeleverd: Ademhalingsproblemen, ouderdomsemfyseem lieten door toediening van de juiste klankfrequenties in praktisch alle gevallen verbetering zien. Zo ging mijn eerste proefpersoon van 19% vitale capaciteit waardoor hij de hele dag extra zuurstof nodig had naar 33% vitale capaciteit, waardoor hij alleen als hij van huis ging het zuurstoftankje nodig had.

Ik kan lang en enthousiast uitweiden over dit onderwerp wat wel een belangrijk deel van mijn levenswerk is geworden. Dat nu door anderen ook is ontdekt dat de stem nauwkeurige diagnostische mogelijkheden biedt is in feite eeuwenoude kennis. De Veda’s uit het oude India maakten al gewag van het feit dat de “goede genezer” aan de stem van de zieke kon horen wat er aan de hand was. Nu wordt het straks technisch mogelijk, uiteraard door heel veel vergelijkend onderzoek, enorm geld besparende diagnostiek te bedrijven met behulp van gestandaardiseerde spectrumanalyse van de stem.

Hopelijk zien nu meer mensen de fantastische mogelijkheden van de spectrumanalyse van de stem. Snelle en nauwkeurige medische diagnosetechniek zal in onze vergrijzende samenleving een enorme besparing op de kosten voor de gezondheidszorg kunnen opleveren. Heel welkom want tot nu toe wordt het elk jaar alleen maar duurder.

Ik zit langzamerhand niet meer te wachten op luidkeelse erkenning. Ik hoop alleen dat dit onderwerp zoveel aandacht krijgt dat we er allemaal efficiëntere geneeskundige ontwikkelingen door kunnen beleven. Stel je voor, ik fantaseer maar door, je praat vijf minuten in een diagnose apparaat en je weet onmiddellijk wat er met je aan de hand is en wat er ook meteen aan gedaan kan worden. Nou ja, meestal dan…

Het ging niet door

Ik vermoed dat iedereen in deze wereld wel enige ervaring heeft met dingen of gebeurtenissen waarop je eigenlijk rekende, maar die niet doorgingen. Afhankelijk van je karakter en hoe je dat ervaart en vooral ook in welke fase van je leven het gebeurt zullen dingen die niet doorgaan al dan niet diepe sporen van teleurstelling achterlaten, met alle gevolgen van dien.

Als zelfbenoemde ervaringsdeskundige wil ik daarover eens mijn verhaal vertellen, omdat ik ervaren heb dat dingen die niet doorgaan zowel lichamelijk als geestelijk wonden kunnen slaan die verbazend slecht lijken te kunnen genezen.

Ik werd geboren vlak voor de tweede wereldoorlog. Mijn vader was een marine man die direct al tijdens het bombardement op Rotterdam via de Nieuwe Waterweg met een half afgebouwde onderzeeër zo ongeveer over de bodem van de Noordzee naar Engeland is gevaren. Ik ontmoette hem voor het eerst in september 1945

Als in het begin één ding duidelijk was, dan was het wel dat wij niet aan elkaar gewend waren. Mijn arme vader, ooit een vrolijke vent kwam zowel lichamelijk als geestelijk zwaar beschadigd uit de duikbootoorlog in de Middellandse Zee. Voor mij was hij driftig en onberekenbaar en sloeg mij bij de geringste ontstemming. Mijn moeder was dan doodsbang en smeekte – als ik eraan denk hoor ik het nog – Oh Piet, Piet niet doen… Ik was bang voor zijn driftbuien. Voor mezelf opkomen? Verontwaardigd reageren? Zelfs maar een beetje boos worden? Ik keek wel uit. Dan kreeg ik klappen. Voor mezelf opkomen kon alleen in de vriendelijkste en aller beleefdste bewoordingen. Meestal vroeg ik mijn moeder maar dingen voor me te vragen. O, geen bijzondere dingen hoor, nee, een schoolavondje, daar was speciale toestemming voor nodig en dan moest Pappa’s humeur goed zijn. Aan vijf jaar onderzeeboot had hij een pijnlijke maagzweer over gehouden die hem ook een aantal keren met een hevige maagbloeding in het ziekenhuis deed belanden.

Belangrijk was het hem steeds weer naar de zin te maken.

Eigenlijk had hij weinig aandacht voor mij toen hij pas thuis was. Die aandacht kreeg ik eindelijk wel toen ik, naar ik veel later heb begrepen een wanhoop offer bracht. Dat begreep ik toen natuurlijk niet. In ons straatje in Den Helder was een autoherstel garage. Langs onze kant stond altijd een hele rij auto’s. Op 23 april 1946, een dag voor mijn moeders verjaardag, werd ik aangereden door een klein vrachtautootje van een visboer die met een lading ijs op weg was naar de visafslag. Vanaf die dag was ik bij mijn vader in beeld. Weliswaar bleef hij onberekenbaar driftig, maar in de drie maanden die ik in het ziekenhuis doorbracht was hij er elke dag en las mij voor.

Een heel duur offer is het trouwens voor mij geworden. Als het nu alleen een gebroken beentje was geweest, maar de stuntelende chirurg, een oud marine arts bezorgde mij een chronische zweer in een totaal verminkte rechter voet, terwijl mijn been boven de knie gebroken was.

Het grote keerpunt in mij jonge leven. Als knulletje van zes liep ik harder dan alle grote jongens in de straat. Vast en zeker zou ik een sportief leven geleid hebben als ik toen dat vreemde offer niet had gebracht. Ik zeg dat misschien een beetje ongebruikelijk, maar ik geloof niet in toeval en ik denk ook niet dat anderen dan ikzelf mijn leven en werkelijkheid bepalen. Mijn leven wordt volgens mij grotendeels bepaald door de manier waarop ik reageer op wat er om mij heen gebeurt en hoe de mensen om mij heen mij behandelen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het ongeluk mijn keuze was, een noodsprong weliswaar, maar wel mijn keuze. Dat mijn leven vanaf dat moment totaal anders werd dan oorspronkelijk mogelijk was geweest laat eigenlijk alleen maar zien dat het een wanhoopskeuze was. Mijn vader zag mij niet staan en ik was bang voor hem en na het ongeluk had hij in elk geval een hele poos veel aandacht voor mij.

Maar, en daar begint het grote thema van mijn leven: “het gaat niet door”. Nee, ik word geen spraakmakende sportman, nee, in militaire dienst willen ze mij niet hebben. Ik krijg na de keuring een briefje mee waar schuin overheen in rode letters gedrukt staat: VOORGOED ONGESCHIKT. Tja, dan hoef je niet in dienst, ben je dan blij? Nou ja, met een heel bittere bijsmaak.

Maar lijk ik dan in niets op die vader van mij, die er door zijn agressieve driftuitvallen voor zorgde dat ik nooit genoeg voor mezelf opkwam, opkom eigenlijk. Ja, ik lijk op hem. Ik ben ook driftig, maar nooit gewelddadig, ik houd me in en ik heb dan ook een chronische hoge bloeddruk, want dat krijg je ervan. Soms denk ik wel eens: op mijn grafsteen als die er zou komen moet gebeiteld staan: HET ENIGE DAT ECHT AAN HEM VERSLETEN WAS WAREN ZIJN REMMEN. Ja beetje bitter ben ik zo af en toe. Door mijn agressieve vader moesten woorden en meningen altijd op een goudschaaltje. Als overigens intelligente en getalenteerde jongen heb ik daardoor veel te weinig gewaagd. Teleurstelling is namelijk iets waar ik veel beter tegen kan dan tegen angst. Ik kreeg best veel talenten mee van die vader van mij: ik ben slim, ik vind dingen uit, ik ben muzikaal, ik kan op mijn twee en tachtigste nog steeds aardig jazznummers zingen, maar een beroepsartiest heb ik nooit willen worden, want dan moet je goed voor jezelf kunnen opkomen.

Ach ja, teleurstellingen waartegen ik me niet verzette of waartegen geen verzet mogelijk was: Ooit schreef ik een verhaaltje onder de titel “Hessel”. Vlak na de oorlog hadden we niet veel. Heel bijzonder was het bijvoorbeeld als een kind een karretje had met oude kinderwagen wieltjes waarop je kon worden voortgeduwd. Een knulletje bij mij in de straat, Hielke van der Vaart had zo’n karretje en ik had met hem afgesproken dat wij de volgende dag samen met dat karretje zouden spelen. Toen ik dan die volgende ochtend bij hem aankwam vertelde hij dat wij niet met het karretje konden gaan spelen omdat er een wiel los zat. De spijker die het losraken moest tegen houden was weg en hij had geen andere. Straten verder op ging ik bij opa en oma uit de schuur een spijker zoeken. Maar toen ik een klein half uur later met die warme, enigszins roestige spijker in mijn handje aankwam had Hessel Bakker van de overkant al eerder een spijker gevonden. Hessel zei alleen maar: ‘je ken niet meedoen’, en daar stond ik dan met mijn spijker. Ik werd ook niet boos, alleen maar verdrietig.

Och ik weet het wel er zijn ergere dingen, maar kinderverdriet kan etsend zijn voor de rest van je leven.

Het eerste kindje dat mijn eerste vrouw en ik verwachten werd dood geboren. Vanwege een torenhoge bloeddruk was mijn vrouw opgenomen in het ziekenhuis. Het kind leefde en zou een maand later geboren kunnen worden, maar mijn vrouw kreeg ’s avonds een niet te stelpen neusbloeding. De KNO arts die gewaarschuwd was zei dat hij morgenochtend wel eens kwam kijken, Maar toen was het kind in de baarmoeder overleden vanwege de enorme bloeddrukdaling. Het was een jongentje. Een paar dagen later belde het ziekenhuis. Wanneer ik dat kind nu ging begraven. Op zaterdag morgen stond er een taxi voor de deur bij mijn ouders waar ik toen even logeerde. Naast mij op de achterbank stond een klein zwart kistje. Wij reden naar het kerkhof waar ik op die zonnige zaterdagmorgen met dat kistje in mijn handen over een knerpend grindpad liep tot we aankwamen bij een klein grafje. Ik kon knielen op de plank die ernaast lag om dat kistje met het lijkje van mijn zoon in de kuil te zetten. Een van de twee begrafenis kraaien die me gebracht hadden en gevolgd hadden vroeg of ik nog wat zeggen wilde. Ik schudde mijn hoofd, mijn keel zat dicht.

Daarna hebben mijn eerste vrouw en ik nog twee meisjes gekregen die allebei de taaislijm ziekte, Cystic Fibrosis, hadden. De oudste, Katinka, is in 2000 op zesendertig jarige leeftijd aan die ziekte overleden. Mijn Jongste dochter die net vijftig is geworden leeft nog dankzij een nieuw medicijn, waardoor ze meer lucht heeft gekregen, waarvoor ik heel dankbaar ben.

Nu zou je misschien denken dat ik een somber mens ben, maar dat ben ik niet. Van nature ben ik vrolijk. Ik zing eigenlijk altijd, maar weet je, ik heb nooit hoge verwachtingen gehad en dat heeft ook te maken, denk ik, dat ik nooit uit alle macht dingen heb gewaagd en voor mezelf succes heb nagejaagd. Het lijkt er een beetje op dat toen op zesjarige leeftijd mijn beentje brak, mijn wil om te slagen ook een beetje gebroken is.

Een paar jaar geleden schreef ik eens een verhaal waarin ik als volwassene terug keerde naar de Nieuwstraat in Den Helder. Op 23 april 1946 projecteerde ik mijzelf als volwassene. Ik stond te wachten voor de slagerswinkel van Krijgsman, op de hoek, twintig meter verwijderd van de voordeur waaruit ik als zesjarige straks op dat fatale moment tevoorschijn zou komen. Op het moment dat ik het kleine vrachtautootje met ijs van Willen Gersen op weg naar de visafslag zou horen aankomen zou ik naar nummer 21 waar we toen woonden toe lopen en als kleine zesjarige Petertje dan de deur uitkwam en wilde oversteken tussen de geparkeerde auto’s door, dat zou ik heel even mijn hand op die kleine schouder leggen en ik zou in mijn zesjarige gedaante omkijken, maar natuurlijk niets zien. Op dat moment zou dat dat vrachtautootje voorbij rijden en was het ongeluk niet gebeurd. Maar toen ik in gedachten met mijn volwassen hand boven mijn kinderschouder stond durfde ik niet. Ik durfde niet te proberen erachter te komen hoe dan mijn leven geweest zou zijn. Ik heb me er maar bij neergelegd dat mijn leven totaal anders is gelopen dan ik vermoedelijk oorspronkelijk had bedoeld.

Hoe dan ook, met mij hoef je geen medelijden te hebben. Voor grote successen is het nu toch te laat en die laatste jaren in de herfst van mijn leven probeer ik wel zo genoeglijk mogelijk door te komen. Ik hoop alleen dat we geen oorlog krijgen, want die heb ik al een keer gehad.

Guus Berkhout

Hij en ik komen van de zelfde middelbare school, de Rijks HBS in Den Helder die we allebei tussen 1952 en 1958 bezochten. Het was een goede degelijke school. Na het behalen van het diploma 5-jarige HBS-B volgde ik een onderwijsopleiding. Guus ging, als ik me goed herinner naar Delft, waar hij Geofysica studeerde. Tamelijk succesvol heb ik begrepen want hij is nu hoogleraar emeritus en heeft nog steeds belangrijke dingen te melden, zeker als het gaat over de belachelijke klimaatonzin die bijna alle Europese overheden ons door de strot proberen te duwen. Slimme en goed ingelichte man, Guus.

De overheid zet hoog in op de stekkerauto. Want elektrisch rijden is milieuvriendelijk, is de overtuiging. Onzin, betoogt Guus Berkhout. „We worden weer zwaar voor de gek gehouden. Elektrische auto’s rijden op kolen, gas en hout. En het net kan de elektrificatie helemaal niet aan.”

Met houtstook subsidiëren we onze eigen luchtvervuiling, met het subsidiëren van windparken en zonne-akkers bederven we onze woonomgeving en krijgen er nauwelijks energie voor terug, zoals Ronald Plasterk al uiteenzette in zijn Telegraaf-column, met waterstof gaat zo’n 70% (!) kostbare energie verloren en ik zal nu uitleggen dat we met de subsidiëring van elektrische auto’s ons mooie stroomnet opblazen.

In de afgelopen jaren is het stroomverbruik in ons land snel toegenomen naar 120 miljard kWh. Dat is bijna 20% van het totale energieverbruik. Waar komt al die elektriciteit vandaan? Afgerond was volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2019 de verdeling als volgt: kolen en gas 77%, wind en zon 13%, biobrandstof 5% en nucleair 5%. We kennen geen elektriciteitsnet per energiebron, waardoor je precies zou weten van welke bron je elektriciteit tapt. Dus de elektriciteit van alle verschillende energiebronnen gaat gezamenlijk één net in. De elektronen kunnen niet worden gemerkt, dus als je stroom afneemt kan de consument geen onderscheid meer maken.

Het lijkt allemaal zo mooi. Volgens de overheid tanken we groene stroom; dat geeft minder luchtvervuiling en minder CO2-uitstoot. Dus met elektrisch rijden helpen we de natuur en het klimaat. Helaas, de werkelijkheid is duidelijk anders.

Onbetrouwbaar

Iemand die met zijn elektrische auto stroom tankt, tankt voor ruim 87% elektriciteit uit hout, kolen, gas en kernenergie, en maar voor 13% uit zon en wind. Bovendien, zon- en windaanbod is onbetrouwbaar. Met de waterstofhype als ’oplossing’, blijft er van die 13% slechts 4% over. Waar zijn we mee bezig?


Prof. dr. ir. Guus Berkhout is emeritus hoogleraar geofysica en president van CLINTEL  ANKO STOFFELS


Batterijpakketten zijn loodzwaar. Daardoor is de stekkerauto aanzienlijk zwaarder dan de moderne benzineauto. Bij het vele remmen en optrekken in de stad wordt daardoor aanzienlijk meer fijnstof geproduceerd. Bovendien, niet alleen is de productie van batterijen extreem milieuonvriendelijk. We weten ook niet wat we met al die afgedankte batterijpakketten moeten doen.

Er wordt al jaren door TENNET gewaarschuwd dat het bestaande stroomnet al die nieuwe functies niet meer aan kan. De overheid speelt met vuur, want stroomstoringen zijn een ramp voor elke moderne samenleving.

Jogger

De nadelen van elektrisch rijden blijken vele malen groter dan de voordelen. Waarom krijgen we dat niet te horen? Waarom weigert de overheid te kiezen voor véél betere oplossingen? Zo hebben we een onverwacht geschenk gekregen van de auto-industrie. De allernieuwste dieselauto blijkt superzuinig en superschoon te zijn, emitteert nauwelijks nog stikstofoxyden (NOx) en stoot veel minder CO2 uit (TNO). Wist u dat zo’n schone auto even weinig CO2 uitstoot als een jogger (95gr/km)?

Verstandig

Als we dan toch zo graag willen elektrificeren, de elektrische fiets is al een groot succes en bouw daar op voort! Nu beginnen met elektrificatie van de ruim één miljoen brom- en snorfietsen in ons land is een verstandig vervolg. Dat plan kan ons stroomnet goed aan en zal ook nog eens mensen de auto uithalen. Weg met de laadpalen, leve de elektrische micromobiliteit!

Er wordt ons verteld het klimaat te redden door elektrisch te gaan rijden. Daarmee worden we zwaar voor de gek gehouden. Helaas niets nieuws in klimaatbeleid.

Bron: Telegraaf – Prof. dr. ir. Guus Berkhout is emeritus hoogleraar geofysica en president van CLINTEL

dmi elektrifikatie elektrisch-batterijen elektrische-auto opinie

Nu lees je het ook eens van iemand die er echt verstand van heeft.