De patiënt moet centraal staan?

Ja, ja, geloof je het echt? Zijn we echt zo naïef om te denken dat het streven in de gigantische zorgfabriek die zo kenmerkend is voor de huidige moderne samenleving erop gericht is de patiënt centraal te stellen? Als je dat echt gelooft dan moet je wel van mening zijn dat de moderne zorgverlener een speciaal type mens is met een totaal ander normen en waardepakket dan de gemiddelde mens.                                            Van oudsher bestaat de opvatting dat de dokter een hoogstaand en vooral onbaatzuchtig mens is die het belang en het welzijn van zijn patiënten boven het eigen welzijn stelt. Die gedachte wordt nog altijd gevoed door verhalen, waarin zulke mensen hun morele hoogstandjes vertonen.                                                                                  En natuurlijk bestaan ze ook. Denk maar aan Albert Schweitzer en aan Florence Nightingale.

In de huidige werkelijkheid heeft de huisarts nog de zwaarste baan. Oh ja, hij heeft een redelijk, boven modaal inkomen, maar het internationale conglomeraat van zorgverzekeraars heeft ervoor gezorgd dat een steeds groter deel van zijn tijd moet worden besteed aan het invullen van formulieren waaraan hij zelf in ieder geval niets heeft. Ook mag hij vanwege diezelfde verzekeraars steeds minder vaak voorschrijven wat hij zelf het beste vindt: te duur. Het komt neer op beklemd, zuchtend voort otteren tot de pensioengerechtigde leeftijd uitkomst brengt. In vrijheid met liefde voor het werk en het welzijn van de patiënt werken is er al heel lang niet meer bij. Overigens werkt bijna nergens meer een huisarts alleen. Dat zou veel te duur zijn. Tegenwoordig zijn er veel groepspraktijken, waarbinnen assistentie en administratie in elk geval gezamenlijk gedragen worden.

Een zorgetage hoger, zo zien wij dat in ieder geval, hebben we de professionele bevolking van het ziekenhuis. Eigenlijk is dat ook een heel grote groepspraktijk, maar wel een met een zeer gecompliceerde samenstelling. En daar zit ook de permanente bron van ellende. In grote lijnen samengevat kunnen in een ziekenhuis de volgende activiteitenclusters worden onderscheiden.

  1. Het bestuur. Meestal een raad, waarboven ook nog een raad van commissarissen staat. Soms kunnen daar mensen in zitten met een medische opleiding, maar ook andere disciplines kan men daar vinden, vooral economen. Bestuur en raad van commissarissen moeten ervoor zorgen dat het ziekenhuis als een bedrijf wordt geleid en dus in zekere mate winstgevend is. Dat laatste lijkt nogal eens een onuitvoerbare opgave te zijn. Wel is er sedert ook in de zorg het principe van de marktwerking opgeld doet het voor zakenmensen en investeringsgroepen mogelijk geworden een ziekenhuis te kopen, er snel en handig veel geld mee te verdienen, er zogezegd uit te halen wat erin zit, om het vervolgens failliet te laten gaan, dan wel te laten overnemen voor wat de gek er nog voor geeft. Hierbij wordt uiteraard niet omgezien naar het belang van de instelling, noch naar het belang van alle mensen die er werken en zeker niet naar het belang van de patiënten die ervan afhankelijk zijn. Het geld is immers binnen en waarschijnlijk geherinvesteerd. De investeerder gaat dan verder en let er zorgvuldig op vooral niet om te zien. Het leven gaat verder, nietwaar?
  2. De artsen-specialisten. Vaak georganiseerd in maatschappen van gelijke discipline. Net als de huisartsen delen zij vaak assistentie en administratie, hetgeen kostenbesparend zou moeten werken. Afhankelijk van de discipline maken zij in meerdere of mindere mate gebruik van de ruimten en de technische faciliteiten die het ziekenhuis beschikbaar heeft en waarvoor het ziekenhuis vergoeding kan verlangen van de maatschappen. Specialisten moeten vaak een flink aantal jaren als laag betaalde coassistenten hun specialistische opleiding volgen. De honoraria voor consulten en verrichtingen zullen bij de medisch specialisten dan ook altijd hoger zijn dan bij de huisartsen, die overigens sedert het midden van de vorige eeuw ook een vervolgspecialisatie doen om huisarts te kunnen worden. Beschikbaarheid van coassistenten plaatsen kan ertoe leiden dat een jonge arts-specialist pas na zijn dertigste kan beginnen met verdienen. Het overigens terechte verlangen om op het gebied van verdienen een inhaalslag te maken leidt tot een aanzienlijke kostenfactor in de medische zorg. Marktwerking zullen we maar zeggen. Natuurlijk – artsen zijn net mensen – komen er binnen de specialistenmaatschappen conflicten voor. Soms over de opvattingen betreffende het werk, maar vaak ook gaat het om geld. In het verleden zijn afdelingen en zelfs hele ziekenhuizen tijdelijk gesloten door dit soort interne oorlogen. Beschamend? Ach, wat ik al schreef: artsen zijn net mensen.
  3. De managers. De moderne ziekenhuizen zijn zo groot, dat leiding en specialisten het leiding geven en organiseren van personeel graag uit handen geven. Geharrewar en gedoe met personeel wordt in het algemeen als storend beschouwd. De leiding, alsook de artsen-specialisten kunnen het niet of hebben er geen zin in of tijd voor of ze zien het gewoon niet als hun taak, hoewel het welslagen van hun werk er wel vanaf hangt. Dan worden er managers ingehuurd, doorgaans permanent. De managers hebben geen medische – maar uitsluitend een personele functie. Zij genieten doorgaans hogere inkomens dan het verplegend personeel. Het verschijnsel managers heeft tot een aanzienlijke kostenverhoging in de zorg geleid en kan gezien worden als gevolg van de steeds maar grotere ziekenhuizen.
  4. Het al dan niet gespecialiseerde verplegend en verzorgend personeel. Eigenlijk is dit de grootste groep mensen die in een ziekenhuis werkt en ervoor moet zorgen dat het ziekenhuis bekend staat als een goed ziekenhuis. Het is ook de groep die het minst betaald krijgt voor het werk dat vaak in continudienst gedaan moet worden. Ook is dit de groep zonder welke het ziekenhuis niet zou kunnen functioneren. En juist deze onmisbare groep heeft doorgaans geen enkele invloed op de gang van zaken in het ziekenhuis.
  5. De voorzieningen. Een gigantische – en vooral dagelijks terugkerende kostenpost wordt gevormd door de medicijnen die in het ziekenhuis worden verstrekt. Hier weten we dat het opdrijven van de prijzen door de farmaceutische industrie eigenlijk op zichzelf al een dodelijke aanslag op de zorg is. Maar we hebben vaak ook het kostbare wedstrijdje zien spelen wie de mooiste en de nieuwste spullen heeft. Dure en nog uitstekend werkende apparatuur wordt vaak vervangen door een nieuwere versie, waarbij de concurrentiepositie van het ziekenhuis vaak een doorslag gevende reden vormt. Veel geld dus dat weer tussen de vloerplanken wegloopt. En dan hebben we nog de planken zelf. Een nieuw ziekenhuis dat voor vele honderden miljoenen gebouwd wordt, waarbij er nauwelijks een buitenstaander te vinden is die kan begrijpen wat er mis was met het bestaande ziekenhuis, maar waarbij we zeker kunnen weten dat er met de bouwsector deals zijn gemaakt die niets van doen hebben met de kwaliteit van de zorg.

Bovenstaand stuk schrijvend kon ik niet ontkomen aan de overtuiging dat onze gezondheidszorg zelf ziek is. Door de opvatting dat marktwerking het misschien allemaal goedkoper kan maken is de hele zorg bezig als een kaartenhuis in elkaar te storten. De patiënt staat helemaal niet centraal als cliënt die verantwoord moet worden geholpen, maar als mogelijkheid om geld mee te verdienen.

O wacht, nu begrijp ik het…                                                                                              Ja, inderdaad, op die manier staat de patiënt nog steeds centraal.