Hoogspanning

Niet schrikken. Ik schrijf niet over gevaarlijke elektrische toestellen of over bedrijven waar de onderlinge spanningen tot het kookpunt gestegen zijn. Ik wil eens wat aandacht besteden aan een verschijnsel dat medisch wel post-traumatische dystrofie wordt genoemd en waarvan ik lang geleden op toevallige wijze ontdekte dat ik bepaalde vormen van die aandoening op een simpele manier kan verhelpen met onder andere het gebruik van een bepaalde vorm van hoogspanning waarbij nauwelijks stroomsterkte te pas komt. Eigenlijk is het pulserende statische elektriciteit.

Soms kan het wel eens gebeuren dat je op een mooie droge dag uit je auto stap en dat je een elektrische schok krijgt als je het portier sluit. Of je trekt een kunststof truitje over je hoofd en je haren staan overeind en je hoort de vonken knetteren. Dat is statische elektriciteit en de spanningen kunnen oplopen tot enkele tienduizenden volts. Vergeet ik nog bijna de meer alledaagse toepassing: de piëzo ontsteking die tegenwoordig op veel gaskooktoestellen zit. Je draait de gaskraan open en je houd de knop ingedrukt. Je hoort: tik, tik, tik en het gas springt aan. Het getik is het geluid van de overspringende vonken van de piëzo ontsteking. Die piëzo ontsteking vinden we ook op andere losse gasaanstekers en sigaretten aanstekers. Van de laatste hopen we natuurlijk allemaal dat ze binnenkort overbodig zijn, maar dat terzijde.                                                          De piëzo elektriciteit ontstaat wanneer er druk op een stukje kwarts wordt gezet. De spanning om een vonk te krijgen is heel hoog, zo’n tienduizend volt voor een vonk die een millimeter overbrugt.                                                                                                    Tot zover de theorie.

Heel hoge statische spanning doet ook iets op ons lichaam, met name op de huid. Dat wordt het skin-effect genoemd. Een vonk die van het autoportier overspringt naar je hand of naar je been veroorzaakt natuurlijk schrik. Ik heb echter bij toeval ontdekt dat een regen van die vonkjes een heleboel goed kan doen. Toeval bestaat niet wordt wel eens gezegd en dat geloof ik ook wel, maar in dit geval werd mijn hulp ingeroepen door een patiënte die een klacht had ontwikkeld, post-traumatische dystrofie aan haar rechterbeen. Ik had een dergelijke klacht nog nooit gezien of behandeld.                          Het was een meisje van ongeveer vijftien jaar. Op de tennisbaan had ze bij het serveren met de zijkant van het racket haar scheenbeen geraakt. Normaliter wrijf je dan even met een pijnlijk gezicht over die plek, je ondersteunt het wrijven met een paar minder nette woorden en dan is het meestal weer klaar. Maar in dit geval was dat niet zo. De volgende dag deed het been nog pijn en de dag erna nog meer.

Toen ze met haar moeder bij mij in de praktijk kwam liep ze met krukken. Al drie maanden had men in het ziekenhuis geprobeerd het arme kind te helpen. Zonder succes. Eerlijk gezegd wist ik werkelijk niet wat ik ermee aan moest. Gelukkig ben ik een nieuwsgierig mens en ik zei: ‘laat me dat been van jou maar eens zien. Op het eerste gezicht zag ik een heel gewoon been, maar toen ik wat beter keek vielen me een paar dingen op. Er was op de huid van het been een gebied te zien, een soort eiland, waarvan de kleur net iets anders was dan de rest van het been. Verder, als je heel goed keek leek dat eiland begrensd door minuscule bloedvaatjes.                                          Ik raakte het eiland aan met een vinger. ‘Au,’ zei het meisje. Toen raakte ik het gebied buiten het eiland aan. Dat deed geen pijn. Ik moet overigens zeggen dat het pijnlijke gebied een flink stuk groter was dan de plek waar ze het been ooit met het tennisracket had geraakt; de pijnplek was dus na de klap alleen maar gegroeid. Ik dacht: hoe kan dit nu gebeurd zijn; hoe kan een klap met een tennisracket nu eerst een klein pijnlijk plekje veroorzaken dat vervolgens steeds groter wordt en waardoor ook nog alle kracht uit het been wegvloeit? Dat was de vraag. Het antwoord verzon ik door, zoals dat heet, out of the box te denken.

Misschien heb jij het nooit meegemaakt, maar ik moest denken aan een mooie magneet die ik als kind had en die een keer uit het raam van mijn slaapkamertje op de straat beneden kletterde. Toen was ik heel verbaasd dat die magneet nog maar een heel klein beetje magnetisch was. Mijn vader legde het uit. Hij zei: in die magneet zitten een heleboel kleine magneetgebiedjes. Die wijzen bij een magneet allemaal dezelfde kant op. Dan werken ze samen en heb je een sterke magneet. Maar nu is de magneet heel hard op straat gevallen. Daardoor zijn die gebiedjes een beetje door elkaar gerammeld. Ik begreep wel wat mijn vader bedoelde, maar ja, die magneet was eigenlijk niet meer interessant. Hij deed het bijna niet meer.

Aan deze herinnering moest ik denken toen ik naar dat been van dat meisje keek. Oh nee, niet aan magneten hoor, maar ik herinnerde mij dat lichaamscellen allemaal een elektrische lading op hun buitenzijde hebben. Een heel kleine elektrische lading van ongeveer 25 millivolt. Alle levende cellen hebben die spanning. Die staat bekend onder de naam membraanpotentiaal. Die spanning heeft de cel nodig om voedsel (stoffen met een tegengestelde lading) aan te trekken en eigen afval (stoffen met een gelijke lading) af te stoten. Ook is het van groot belang dat via die membraanpotentialen van al die cellen de elektrische communicatiesystemen tussen de cellen werken.

‘Stel nu eens,’ dacht ik, ‘dat die klap met dat racket de membraanpotentiaal van een aantal cellen heeft weggeslagen. Dan is er in dat stuk van de huid van dat been geen communicatie mogelijk. Ik denk dan direct aan de meridianen, maar je kunt ook denken aan de duizenden kleine huidzenuwen. In dat hele gebied was als het ware de stroom uitgevallen.                                                                                                                          Nou, mooi verhaal tot dusver, vind je niet?                                                                          Maar wat moest ik er nu aan doen? Als mijn idee juist was moest ik ervoor zorgen dat die huidcellen in dat gebied weer een normaal membraanpotentiaal kregen. En waarmee doe je dat nu? Met elektriciteit natuurlijk.                                                            Ik smeerde het gebied in met een mengsel van colloïdaal zilver en DMSO, een stof die door de huid dringt en de zilverionen (die hebben van zichzelf al een elektrische lading) mee naar binnen neemt.                                                                                                    Vervolgens kon ik een heel ouderwets apparaat dat ik ooit in Duitsland op een vakbeurs had gekocht gebruiken. Het apparaat, ik heb het gelukkig nog steeds, heet Tefra. Je maakt er pulserende hoogspanning statische elektriciteit mee. Een regen van kleine vonkjes regent uit de koperen borsteltjes op de huid. Dat geeft een prikkelend gevoel dat niet per se heel onaangenaam is.

Aanvankelijk vond mijn patiënte wel dat het een beetje pijn deed, maar naarmate de behandelingen vorderden ging het steeds beter met haar been. Na acht behandelingen vonden we het goed en kon ze weer gewoon lopen zonder pijn. Weg post-traumatische dystrofie.                                                                                                                              Later, toen ze in een horecabedrijf werkte, was ze eens gestruikeld over een hekje en kwam ze met het zelfde soort klachten weer bij mij. Deze keer had ze echter niet gewacht tot het dystrofische gebied zich had uitgebreid. Daardoor konden we toen het probleem in twee behandelingen oplossen.

Wat beweer ik nu?                                                                                                            Ik beweer dat ik op deze wijze sommige gevallen van post-traumatische dystrofie redelijk succesvol kan behandelen. Met name als aan het begin van die klachten de huid ergens op het lichaam een harde klap heeft gehad, waarna de verschijnselen zijn begonnen.

Ik beweer uitdrukkelijk niet dat ik alle gevallen van post-traumatische dystrofie succesvol kan behandelen. Zo’n opschepper ben ik nu ook weer niet.                              Het is maar dat je het weet.

Mocht je nieuwsgierig zijn naar deze methode, reageer dan op dit stukje. Misschien hebben we iets aan elkaar. Voor de duidelijkheid zeg ik: ‘als ik moet werken moet je me betalen, maar mijn kennis en ervaring zijn gratis. Dus als ik je kan helpen de bovenbeschreven werkwijze te leren toepassen, dan moet je één keer een afspraak maken.