Een lastige vraag?

Het is een vraag die me echt bezig houdt: kunnen we het winnen? Is het überhaupt te winnen?

Stel je even voor, de hele wereld is gecommercialiseerd. Een klein, zogenaamd handig deel van de wereld heeft ontdekt hoe de eigen voortdurend groeiende rijkdom kan blijven groeien op kosten van het overgrote, niet zo handige deel van de wereld. Dat verschijnsel noemen we in de biologie parasitair leven. Een bepaalde levensvorm hecht zich aan of in een andere levensvorm en leeft op kosten van de inspanningen van die levensvorm. Een mooi voorbeeld kun je zien als een boom wat minder sterk begint te worden. De boom kan oud zijn. Vaak zien we dan dat die boom omgroeid wordt door klimop die met zijn duizenden kleine worteltjes hecht aan de boom, erin binnendringt en leeft van de sappen die de boom uit de bodem haalt. Na een poos zie je die boom dan minder blad krijgen en tenslotte sterven. De klimop gaat dan via de bodem op zoek naar een volgende zwakkeling in bomenland. In de meeste bossen is dit spel van de parasiet op de verzwakte gastheer te volgen. Maar zulk parasitair leven moeten we eigenlijk waarderen. Het ruimt op wat zwak is.

Parasieten komen natuurlijk ook in de dieren – en mensenwereld voor. Ze halen de vitaliteit en het gevoel van welbevinden uit het slachtoffer, maar zorgen er intussen wel voor dat het slachtoffer in leven blijft. Vroeger heel bekend, maar nu gelukkig niet meer zo vaak voorkomend waren bijvoorbeeld de lintwormen, die in de menselijke darm leefden door zich vast te zetten aan de darmwand. Meters lang kon zo’n lintworm worden en heel veel energie wegnemen van de ongelukkige persoon die de pech had hem te herbergen. Ook komt er tegenwoordig noch vaak een bepaalde schimmel voor: candida albicans, de witte candida. Een vervaarlijke tegenstander als je hem in je lichaam hebt en lastig kwijt te raken omdat de schimmeldraden meer dan een meter lang kunnen worden en overal doorheen groeien. Waarschijnlijk is ook hier de veronderstelling mogelijk dat alleen slordig – of slecht verdedigde dieren en mensen slachtoffer van parasieten worden. Dat zou best waar kunnen zijn, maar gevoelsmatig staan we hier toch anders tegenover dan tegenover de parasieten in het rijk der planten en bomen.

Wat in de microwereld van onze lichamen gebeurt, vinden we echter op minstens even grote schaal in de macrowereld die we de samenleving noemen. Er zijn veel parasieten die zich verrijken en een vrolijk quasi belangrijk leven leiden op kosten van anderen. Heel vaak zien we dan zogenaamde een-tweetjes, een ogenschijnlijk toevallig samenspel waarbij twee grote spelers elkaar profijtelijk de bal toespelen. Altijd wordt er bij deze spelletjes gebruik gemaakt van een oeroude – maar zeer effectieve techniek: de lobby. Een paar voor waarschijnlijk iedereen overduidelijk voorbeelden zijn hier op zijn plaats:Eeuwen lang al bezig, maar in de afgelopen eeuw steeds sterker geworden is de wapenindustrie. Overal op de wereld worden oorlogen uitgevochten met de wapens van een wereldwijd conglomeraat aan fabrikanten. Natuurlijk moeten die wapens in handen gelegd worden van de arme stumpers die is wijsgemaakt dat ze of wel vrede moeten gaan brengen, ofwel dat ze strijden voor een goede – en vaak zelfs heilige zaak. In alle gevallen waar het motto “vrede brengen” wordt gebruikt zijn nationale overheden erin gelobbyd. Via heel betrouwbaar ogende, doch doortrapte kanalen wordt een overheid aangemoedigd ergens vrede te gaan brengen met feitelijk slechts één doel, namelijk dat er wapentuig verbruikt wordt. Het vrede brengen lukt uiteraard negen van de tien keer niet, maar de wapenindustrie is er steeds flink mee geholpen. Zelf blijven ze trouwens altijd letterlijk buiten schot. Ik vermoed dat van alle regeringen de Amerikaanse zelf het beste op de hoogte is van het economische spel met de wapens, omdat heel veel bestuurders belangen hebben in die industrie. De kosten worden gedekt door de belastingen die geheven worden, waardoor derhalve elke belasting betalende inwoner van een land meebetaalt aan de weelde van de wapenindustrie. Belangrijke spelers in dit wereldwijde spel met verborgen agenda’s zijn NAVO, Verenigde Naties en vaak ook senatoren, ministers en hoge militairen. Door hun ernstig uitgesproken argumenten lijken de meeste deelnemers in dit spel met de dood van vele onschuldige mensen heel vaak integer. Maar schijn kan behoorlijk bedriegen, zoals we allemaal weten.

Een volgend – en langzamerhand gigantisch een-tweetje, waarschijnlijk tegenwoordig nog groter dan dat tussen de wapen industrie en die andere spelers is het samenspel tussen de fabrikanten die medicijnen ontwikkelen en maken, de farmaceutische industrie, ook wel BigFarma genoemd en de langzamerhand in heel grote conglomeraten samenwerkende zorgverzekeraars.

Net als het eerste een-tweetje treft dit ons namelijk allemaal op pijnlijke wijze. Voornamelijk dankzij een betere hygiëne en gevarieerder voedsel worden we ouder dan vroeger. Die vooruitgang rekent BigFarma zichzelf echter met het grootste gemak toe. Omdat de moderne maatschappij echter vele verlokkingen kent die ofwel met genot, ofwel met gemak van doen hebben zien we steeds weer gecompliceerdere beschavingsziekten komen. Denk aan ouderdomssuikerziekte aan hart – en vaat ziekten, overgewicht, reumatische aandoeningen, een langzamerhand schier oneindige reeks van kankersoorten en noem maar op. Hier zien we dit uiterst bedrieglijke en kostbare een-tweetje in werking.                                                   

Met de moderne medische technieken is steeds meer mogelijk, wordt gezegd. Voor een flink deel is dat ook zo. Voor een niet onbelangrijk ander deel wordt echter in zeer ruime mate over behandeld met medicijnen. Het meest schrijnende voorbeeld zien we bij de neergang van de antibiotica, waarvan zo onvoorstelbaar veel is voorgeschreven dat langzamerhand alle schadelijke ziekteverwekkers immuun zijn en antibiotica niet meer werken. De winst is in die productie blijkbaar gedaald, want de farmacie wenst geen moeite meer te doen om op dit terrein nog vernieuwend onderzoek te doen. Veel meer valt er te verdienen bij de middelen ter bestrijding van zogenaamde zeldzame ziekten. Denk in dit verband aan de middelen tegen specifieke kankersoorten, de middelen die ontwikkeld werden tegen bepaalde spierziekten waaraan vaak kleine kinderen overlijden of zoals enkele jaren geleden gebeurde een middel tegen de taaislijmziekte. Alle middelen in deze laatste groep worden door de farmacie vaak tegen krankzinnig hoge prijzen op de markt gebracht. Het middel tegen de taaislijmziekte werd voor honderdzeventigduizend euro per jaar op de markt gebracht.

Natuurlijk zijn er nauwelijks ouders van ten dode gedoemde taaislijm patiëntjes te vinden die dat kunnen betalen. Maar dan komt de eerder genoemde lobby op gang, want de prijs moet naar een zodanig niveau zakken dat de verzekeraars het gaan betalen. Wat je dan ziet gebeuren is echt heel merkwaardig. Onze minister van volksgezondheid gaat met de fabrikant onderhandelen. Er wordt ook een resultaat bereikt, maar de minister heeft met de fabrikant afgesproken daarover te zwijgen. Wel gaan de verzekeraars nu tot vergoeding over, maar de verhoging van de jaarlijks te betalen premie valt jaar in jaar uit weer tegen. Allemaal betalen wij dus die farmaceutische industrie, die toch al nagenoeg de rijkste tak van industrie ter wereld is.

Jaar in jaar uit wordt dit armetierige toneelstukje opgevoerd. BigFarma komt met iets ogenschijnlijk sensationeels, een doorbraak, de indruk wordt gewekt dat we na deze farmacologische overwinning allemaal minstens een eeuw in blakende gezondheid kunnen leven. Vervolgens roepen de verzekeraars dat het veel te duur is en dat ze het niet gaan betalen. En dan gebeurt het. Telkens weer zien we dan in kranten en nieuwsuitzendingen de vraag: ‘maar wat is dan de prijs van een mensenleven? Daar kan toch onmogelijk een prijs aan gehangen worden. Het leven is toch onbetaalbaar. Het moet toch altijd gered (lees gerekt) worden als dat mogelijk is. Met de tranen in de ogen maken we ons druk om het leed van de ouders van dat vierjarige jongetje dat vanwege de prijs van het medicijn en door de onwilligheid van de verzekeraars nu een zekere dood tegemoet gaat. Met dikke krokodillentranen zitten we naar de talkshows te kijken waar de ongelukkige ouders de kans krijgen ons hun verdriet en verontwaardiging te tonen. ‘Erg hè?’ zeggen we tegen elkaar, ‘die stinkerds van een farmaceuten en zorgverzekeraars denken alleen maar aan zichzelf!’ Maar ik zeg: ‘we kijken naar een toneelstukje voor twee wereldspelers, bedoeld om hun prijzen net iets harder te laten stijgen dan de rest van de prijsindex, want alleen op die manier kunnen ze groeien als economische macht.’ Zolang wij maar standaard farmaceutische middelen blijven gebruiken, terwijl het eigenlijk heel vaak best zonder kan, helpen we deze valsspelers.

Maar kijk eens aan, de grote spelers lijken bedreigd te worden, nee niet ernstig, ze kunnen er nu nog een beetje lacherig over doen. Hoewel, het gaat wel over echte wetenschap en aantoonbare effecten. Een nieuwe benadering die vermoedelijk een groot deel van het gebruikelijke verdienmodel van BigFarma buiten spel gaat zetten. Eerder schreef ik “Een verhaal met een luchtje”.

Door op een zeer geraffineerde wijze de anderhalve kilo bacteriën die in onze darmen leven in een goede natuurlijke samenlevingsbalans te brengen, zouden we straks wel eens veel minder medicijnen van BigFarma nodig kunnen hebben. Die bacteriën blijken namelijk van vitaal belang voor zowel onze lichamelijke als geestelijke gezondheid te zijn.                    In een televisieprogramma, Dokters van Morgen, werd dit duidelijk. Het was een programma van dezelfde makers als dat over de zogenaamde bacteriofagen, die waarschijnlijk alle antibiotica totaal overbodig kunnen gaan maken. Tot kijk en het beste ermee BigFarma.                                   Wel ben ik nu heel erg benieuwd welke geniepige en subversieve activiteiten dit op de gezondheidsmarkt gaat uitlokken. Want ik geloof absoluut niet dat BigFarma het helemaal aan het geneuzel van de antikwakzalver jongens gaat overlaten. Nee, let maar op, ze gaan spectaculaire ramptoestanden laten ontstaan die overduidelijk veroorzaakt lijken te worden doordat er te weinig van hun producten gebruikt worden. En dan zal vast en zeker de halve wereld weer vallen voor het perfect geregisseerde bedrog.

Ik weet overigens best hoe dat komt hoor. De waarheid is vaak zo ingewikkeld dat de perfecte leugen het meestal wint. Maar kom op mensen, je moet niet altijd denken dat ze gelijk hebben omdat ze groot en rijk zijn. Drugsbaronnen zijn tenslotte ook groot en rijk en die deugen ook niet.

Een verhaal met een luchtje

Bij mijn weten zijn er in televisieland nog nooit eerder zulke mooie en vooral hoopvolle verhalen aan de orde geweest. Deze keer ging het verhaal  over poep. Ja, ik hoor het je zeggen, kan dat nou tegenwoordig maar allemaal. Zo hebben wij toch – ik zelf ben dan van behoorlijk ver uit de vorige eeuw – geleerd dat een dergelijk woord in het gewone taalgebruik van nette mensen niet wordt gebruikt. Als het onderwerp al te pas kwam, dan spraken we met enigszins afgewend hoofd over ontlasting of mooier zelfs nog: stoelgang. Alsof nette mensen op een stoel gingen zitten poepen. Maar ja, iedereen begreep wat je bedoelde. Trouwens, eerlijk gezegd kwam dit onderwerp buiten de familie en de eventuele kring van intimi toch echt niet aan de orde. Ik weet nog heel goed dat mijn moeder – mijn vader was druk met oorlog voeren – mij leerde dat ik moest zeggen dat ik “een bah” moest doen als ik de bekende aandrang voelde. Mijn zusje leerde daarentegen onder de regie van mijn vader, die inmiddels uit de strijd was teruggekeerd, dat zij moest melden dat ze moest “pumpen” als het zover was. Allemaal min of meer onschuldige termen die binnen de familiekring nog met een glimlach dienst konden doen om dit onbetamelijke onderwerp aan te roeren.

Nu is poep echter verheven tot iets van immens belang, door het televisieprogramma: Dokters van Morgen. We zagen daar Antoinette Herzberger een programma presenteren, waaruit overduidelijk het vitale belang van de bacterieculturen die ons voedsel in onze darmen bewerken naar voren kwam. En ook vooral waarvan meer en meer bekend wordt wat ze doen, wat ze betekenen voor onze gezondheid en waarom onze poep moet worden geanalyseerd om erachter te komen welke nuttige werkers we aan boord hebben en welke we beslist moeten proberen in te huren.

Een heel klein beetje was ik eigenlijk al voorbereid op deze medische sprong in de donkerbruine duisternis, moet ik eerlijk zeggen, omdat iedereen tegenwoordig op vrijwillige basis deel kan nemen aan een bevolkingsonderzoek, waarvoor je ook een beetje poep moet inleveren en waaruit dan al dan niet geconstateerd kan worden of je darmkanker hebt. Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik dat onderzoek tot nu toe uit de weg ben gegaan. Waarschijnlijk in de eerste plaats omdat ik mijn hoofd niet goed helemaal uit het zand kan halen, maar eigenlijk ook, omdat ik dat een beetje een verdienmodel voor de farmacie vindt. Bovendien, zeg nou zelf, er is alsmaar geharrewar over het feit dat we te oud worden en dat de kosten niet meer zijn op te brengen. We moeten al veel langer doorwerken. De pensioenen gaan gestaag naar beneden. Het zou als je met één onwelwillend oog naar de samenleving kijkt economisch een stuk voordeliger zijn als we wat sneller het tijdelijke met het eeuwige verwisselden. De strijd over de vraag hoe lang we nou eigenlijk moeten of mogen leven staat al jaren op het punt los te barsten. De grote spelers zijn natuurlijk de farmacie en de verzekeraars. De bal zijn wij natuurlijk, dat heb ik al lang in de gaten.

Maar nou was er toch in dat programma van Antoinette over die Dokters van Morgen eindelijk een geluid met een heel andere teneur. Eerder had ze al een programma over de bacteriofagen. Ik heb daarover tweemaal op dit weblog geschreven en nu kwam ze weer met een programma waaruit bleek dat we binnenkort die piepkleine cultuur van die miljarden bacteriën in onze darmen op een niet heel erg kostbare manier zodanig kunnen beïnvloeden dat er daar meer verscheidenheid komt. Bij de drie proefpersonen in het programma bleek dat die zich na een aantal weken inwendig betere bacteriën kweken veel gezonder voelden en dat ook werkelijk waren, zowel lichamelijk als geestelijk en dat ze overgewicht heel gemakkelijk kwijtraakten en dat hun lichaamsvormen erop vooruit gingen. En dat allemaal door de enorme toegenomen verscheidenheid van de bacteriën in de darmen.

Tja dacht ik, als de binnenwereld in mijn lijf zo overduidelijk te kennen geeft dat meer soorten en meer variatie bij de inwoners mij gezonder en vitaler maken, zou het dan toch misschien toch ook waar zijn dat een multiculturele samenleven eigenlijk het gezondste en beste is.

Ja kijk en dan ga ik toch weer twijfelen.

Gees(telijk)tige raad

Deze is niet van mij. Hij kwam langs via de mail, maar ik kan het niet laten dit stukje in ieder geval even op mijn weblog te zetten. Met dank aan de schrijfster: Jiska Sanders.

Onderwerp:Leviticus geschreven door Jiska Sanders

In reactie op de Nashville-verklaring, die ook in Nederland ondertekend wordt, vraag ik als voormalig theologie-studente de ondertekenaars het volgende: 
Beste mede-ondertekenaars van het anti-LHBTI-pamflet! 
Hartelijk dank dat jullie ons weer even herinneren aan de onwrikbaarheid van de Bijbel. Wij weten nu weer hoe homosexuele onreinheid en transgenderisme afgekeurd dient te worden omdat de Bijbel dit zegt (Leviticus 18:22). 
Mag ik jullie advies vragen in enkele andere zaken die in de Bijbel staan, waarvan ik ook graag zou willen weten hoe ik die regels moet opvolgen? Want dat alles wat in de Bijbel staat opgevolgd dient te worden, staat uiteraard buiten kijf. 
1. Leviticus 25:44 zegt dat ik slaven mag bezitten, zowel mannelijk als vrouwelijk, maar alleen als ze aangekocht zijn van buurlanden. Geldt dit nou alleen voor Duitsland en België? Een vriend zegt dat Engeland uitgesloten is, omdat de Noordzee er tussen ligt, maar ik zou toch wel heel graag een Brit bezitten! 
2. Ik wil een van mijn dochters als slaaf verkopen, zoals toegestaan volgens Exodus 21:7. Volgens Leviticus 27:4 is een vrouw dertig gram zilver waard, maar onder de twintig jaar is ze maar tien gram zilver waard. Als mijn dochters al wel volgroeid zijn, maar nog geen twintig, wat is dan in deze huidige economie een redelijke prijs?
3. Een vriend zit met het volgende probleem: volgens Leviticus 15:19-24 mag een man geen contact hebben met een vrouw die in haar menstrueel onreine periode zit. Dat is wel wat lastig te zien. Hoe kan een man dit vermijden? Gewoon vragen valt tegenwoordig niet meer zo lekker, de meeste vrouwen nemen hier aanstoot aan. 
4. Als ik een stier op het altaar verbrand als offer, creëert dit een geur die God welgevallig is, aldus Leviticus 1:9. Ik krijg echter klachten van de buurt als ik dit doe. Zij vinden de geur niet welgevallig. Mag ik ze nu neerslaan? 
5. In mijn straat zijn diverse mensen die maar blijven doorwerken op zondag, Sabbath. In Exodus 35:2 staat duidelijk dat ik ze moet doden. Ben ik nu moreel verantwoordelijk om ze zelf te doden, of mag ik de politie vragen dit voor mij te doen? 
6. Varkensvlees (Leviticus 11:7) en oesters en mosselen (Leviticus 11:10) zijn onreine dieren en mogen niet gegeten worden of aangeraakt worden, en wie ze aanraakt wordt zelf ook onrein. In mijn koor zitten een slager en een visboer, kan ik ze nog wel aanraken als ik handschoenen draag? Oh, en hoe zit dat met het aanraken van een voetbal, gemaakt van varkenshuid? 
7. Volgens Leviticus 21:20 mag ik Gods altaar niet naderen als ik een afwijking in mijn zicht heb. Ik moet toegeven dat ik een bril draag, maar met mijn bril zie ik wel scherp… is hier enige onderhandelingsruimte mogelijk? 
8. Een priester moet trouwen met een maagd, aldus Leviticus 21:13. Daar hebben de katholieken dus al een probleem, hoe gaan de protestanten dit oplossen? 
9. Bijna alle mannen en veel vrouwen in mijn omgeving laten hun haar knippen, óók het haar bij hun slapen. Dit is expliciet verboden in Leviticus 19:27. Hoe moeten ze ter dood gebracht worden? 
10. Een oom van mij heeft een zondige boerderij, want hij plant twéé soorten gewassen in één veld. Daarmee overtreedt hij Leviticus 19:19. Zijn kinderen zijn volgens datzelfde bijbelvers ook zondig, want ze dragen kleding gemaakt van meer dan één soort stof: hun jassen zijn van katoen en polyester. Nog lastiger: zijn vrouw heb ik ‘gvd’ horen vloeken. Nou is het best een heel gedoe om het hele dorp bij elkaar te krijgen om haar te stenigen, zoals Leviticus 24:10-16 voorschrijft. Mogen we ze niet gewoon in een privé-familie-aangelegenheid op de brandstapel verbranden, zoals we doen met mannen die het met hun schoonmoeder aanleggen, zoals voorgeschreven in Leviticus 20:14? 
11. Mijn collega’s lezen de horoscoop in de krant. Volgens Leviticus 19:26 mag je je niet inlaten met waarzeggerij. Hoe lang moet ik ze onrein beschouwen? 
Beste ondertekenaars, jullie hebben de Bijbel veel langer en intensiever bestudeerd dan ik, dus jullie kunnen me hier vast bij helpen. Help mij de wijsheid te verkrijgen om hiermee om te kunnen gaan… hoewel ik nog steeds niet zeker weet of het verstandig is om die wijsheid nou wel te vergaren (Spreuken 3:13-18, gelukzalig hij die wijsheid vindt) of niet (Prediker 1:18, veel wijsheid is veel verdriet). Hartelijk dank dat jullie ons nogmaals duidelijk erop gewezen hebben dat als het maar in de Bijbel staat, het nagestreefd moet worden! 
PS Ik zou toch echt heel erg graag een Brit hebben… PS2Onder punt 3: Het is vrouwen niet toegestaan ergens aanstoot aan te nemen, immers, het hebben van een eigen mening is haar verboden. Bovendien, en ik kan dit niet voldoende benadrukken, een man is verheven boven elke vrouw en bovenal zijn eigen vrouw en hij zal daarom nooit en te nimmer voor haar grieven buigen of zelfs maar deze vrezen. Dus de vraag bij punt 3 kan komen te vervallen.

(NB: Tekst gebaseerd op o.a. een brief van Prof. James M. Kauffman, in reactie op een anti-homoseksualiteit-statement van Dr Laura Schlesinger)

L’ígnorité est tres voisine de límoralité.

L’ignorité est tres voisine de l’imoralité. Onwetendheid ligt vlak naast gewetenloosheid.

Lang geleden kende ik een apotheker die de bovenstaande Franstalige spreuk boven zijn bureau in zijn werkkamer had hangen. Ik vermoed dat hij tijdens zijn studie deze spreuk was tegen gekomen, want de tekst stond niet op een van die bekende spreukentegeltjes, maar was tamelijk primitief ingebrand in een plaatje triplex. Toen ik hem naar de betekenis van deze spreuk voor hem vroeg zei hij dat juist de betekenis ervan hem waakzaam hield in zijn voortdurende streven naar de uiterste zorgvuldigheid. En laten we eerlijk zijn. Hoe vaak doen wij niet dingen, terwijl we niet voor honderd procent zeker zijn van de uitkomst. We weten dan gewoon niet of ons handelen het te verwachten succes zal opleveren en of we het met ons geweten kunnen verantwoorden. We wagen het erop.

Als datgene wat ik erop waag mijzelf betreft, dan neem ik het risico dat het verkeerd afloopt. En als dat dan inderdaad gebeurt kan ik bij mezelf denken: ‘dat was niet slim jongen, je had van tevoren beter het risico moeten bedenken.’ Kortom, een eigen handeling uit genegeerde onwetendheid die zich tegen mij keert. Pijnlijk en soms leerzaam. Maar niet gewetenloos. Maar wat nu als het medisch handelen betreft dat door gespecialiseerde artsen wordt toegepast. Een vinding, een manier van werken, een operatiemethode, waarvan de gevolgen op lange termijn niet bekend zijn. Een dergelijke behandeling of operatie kan bijvoorbeeld aanvankelijk een heel goed resultaat opleveren, maar op de lange duur onverwacht negatieve gevolgen meebrengen.

Nu wordt de bovenstaande Franse spreuk actueel. De betreffende arts ziet tot geruime tijd nadat hij zijn werk heeft gedaan goede resultaten. In het begin zijn de patiënten die hij heeft geholpen tevreden met het resultaat. Een poos later beginnen zich echter nadelige gevolgen van de behandeling te manifesteren. Onherstelbare resultaten. Komt dan het geweten om de hoek? Hebben we nu te maken met wanprestatie? Hebben we te maken met een gewetenloze arts die het risico voor zijn patiënten maar op de koop toe nam als hij maar zoveel mogelijk kon opereren en verdienen? Of moeten we denken dat ook de beste arts niet alles van te voren kan weten, dat ook de meest gewetensvolle arts toch mee zal gaan in wat op dat moment wetenschappelijk juist lijkt en dat bovendien risico’s voor iedereen nu eenmaal bij het leven horen en dat ook elke patiënt zelf toestemming heeft gegeven voor het uitvoeren van de bedoelde behandeling?

Nu dat laatste valt natuurlijk niet te ontkennen, waarbij dan wel direct moet worden opgemerkt dat een patiënt als regel niet over toereikende kennis beschikt en in veruit de meeste gevallen met geen mogelijkheid goed kan overzien waarvoor hij toestemming geeft. Hoe dan ook, hij gaf zelf toestemming. Juridisch is er geen speld tussen te krijgen ook niet als er narigheid van komt en hem wordt voorgehouden: ‘je wou toch zelf?’

Tja, daar sta je dan met je allengs toenemende nadelige bijwerkingen ten gevolge van die behandeling die zo noodzakelijk en goed leek. Het wordt waarschijnlijk een ingewikkelde zaak, als die zou worden aangespannen tegen de behandelende arts of zelfs om de methode ter discussie te stellen. Dat doen we meestal dan ook maar niet. Maar medische behandelingen die weinig of geen resultaat opleveren of die zelfs negatief uitpakken komen vaak voor. Soms levert voortschrijdend inzicht, zeg maar nieuwe ontdekkingen, nieuw onderzoek het antwoord waarom een bepaalde behandelwijze in het verleden beter achterwege had kunnen blijven.

Helaas heb ik zelf ervaren hoe zo’n achteraf gezien onnodig uitgevoerde behandeling kan uitpakken. Een jaar of vijftien geleden kneep ik mijn linkeroog dicht en zag tot mijn verbazing dat er plotseling een bocht in de lantaarnpaal voor mijn huis zat. Toen ik mijn oog weer opendeed was die bocht in die paal er niet meer. Ik vroeg aan de opticien waar ik altijd mijn contactlenzen haalde wat hij ervan dacht. ‘Ik zou maar even een afspraak maken bij een oogarts,’ zei hij.

Dat deed ik. Ik kwam bij een wat oudere arts, die mij met allerlei apparatuur diep in de ogen keek en zei: ‘u hebt een maculapucker.’ ‘Een wat?’ zei ik. ‘Een maculapucker,’ zei hij weer. ‘Dat is een kreukje in het vliesje dat over de gele vlek ligt. Dat moet operatief verwijderd worden, anders wordt het een gat en dan wordt uw oog blind.’

Nu heb ik van een heleboel dingen best wel een aardig beetje kennis al zeg ik het zelf, maar in dit geval was ik volledig overdonderd. Jeetje, blind aan een oog en als dan het andere oog…. Nou ja, je slaat dan al snel aan het piekeren. De dokter wist evenwel raad. Hij had een heel knappe collega die operatief – ja, ja, dat was precisiewerk – dat vliesje kon weghalen…

Ik had geen keus, zo voelde ik dat toen. Blind worden aan één oog? Hou toch op zeg. Ik moet er niet aan denken. Als je dan een vuiltje in je andere oog krijgt zie je ineens helemaal niets meer. Laat ik maar vlug een afspraak maken bij die knappe ogendokter. En dat deed ik. Op een ochtend rond een uur of tien moest ik in het AMC zijn. Ik werd in een gemakkelijke stoel gezet en ieder kwartier kwam een van de assistenten mijn oog indruppelen met iets waardoor er al snel geen gevoel meer in zat. Vervolgens werd mij gevraagd in een smal bedje te gaan liggen, waarin mijn hoofd in een soort holte lag, waardoor het niet heen en weer kon rollen en waarmee ik de behandelkamer van de knappe dokter werd ingereden. Nou, ik moet zeggen dat ik aan vrij veel wat ik zag kon merken dat het een heel knappe dokter was. Zo waren er een stuk of zes of misschien zeven coassistenten, allemaal vrouwen, hele knappe vrouwen, de een nog knapper dan de ander. Maar ja, dacht ik, wat wil je. Die dokter is zelf al zo knap. Overigens is me later wel opgevallen dat er veel vrouwen in oogheelkunde werken.

Van de behandeling in het inmiddels gevoelloze oog heb ik eigenlijk weinig last gehad. Een bepaalde injectie aan het begin die deed eigenlijk ook geen pijn, maar het voelde een beetje raar. Wat de dokter nu precies deed weet ik niet en gelegenheid voor al mijn nieuwsgierige vragen was er eigenlijk niet, maar ik hoorde een hoog ruistoontje waarmee de dokter wel een half uur bezig was. Het leek voor mijn gevoel wel alsof hij met een heel klein stofzuigertje bezig was dat vliesje weg te zuigen.

Toen het klaar was ging er een kapje over het oog. Het was een doorzichtig kapje dat er de volgende dag af mocht bij de controle, maar ik had direct na de operatie tot mijn geruststelling al gemerkt dat ik nog steeds kon zien. Ja de kleuren en het licht, ach, het was allemaal een klein beetje anders, maar dat wende.

Nu heb ik zelf altijd de neiging om te denken dat iets klaar is als het gedaan is. Met andere woorden, ik dacht dat het mankement aan mijn rechteroog verholpen was, totdat mijn opticien bij een periodiek onderzoek de oogboldruk in beide ogen mat en opmerkte dat de druk in het geopereerde oog flink hoger was dat in het andere oog. ‘Ik zou maar eens naar de oogarts gaan,’ zei hij. Dat heb ik ook gedaan en sedert dat moment ben ik bezig met het ene soort druppeltjes na het andere in dat oog. De druk blijft te hoog en het vervelende is dat die gevoelige kleine bloedvaatjes en die zenuwuiteindes die bekend staan als staafjes en kegeltjes en die je nodig hebt om te kunnen zien die kunnen niet tegen die verhoogde druk. Dan sterven ze af. Glaucoom heet dat.

Als ik nu mijn goede linkeroog dichtknijp zie ik ietsje scherp in het midden. De buitenring is eigenlijk matglas. Voor de zekerheid houd ik dus altijd twee ogen open.

Allerlei behandelingen heb ik al gehad, vooral oogdruppels, maar ook laser behandeling en injecties in het oog. En als je nou soms denk dat je de invloed van oogdruppels alleen in je oog voelt, dan heb je het mis. Ik heb druppels gehad waarvan ik heel misselijk werd, of waardoor mijn evenwicht achteruit ging of waarvan ik duizelig werd. Het minst erge vond ik nog de druppels, die overigens helemaal niet hielpen, maar waardoor mijn irissen iets donkerder werden. Nu heb ik dan twee verschillende soorten, zogenaamde bètablokkers. Voor de oogboldruk helpen ze, die is omlaag gegaan, maar ik ga er niet beter door zien. Wel raken mijn darmen er verstopt door en moet ik – wat ik in mijn hele leven nog nooit hoefde – laxeerpillen slikken.

Een oude vriend van vroeger zei, toen de ouderdom hem begon te kwellen met allerlei kwaaltjes: ‘als het gelazer met je gezondheid een keer begint kom je van pissebed in kakkebed.’ Nou ja, van de regen in de drup, bedoelde hij natuurlijk.

Toch is er tot slot iets wat ik je moet vertellen. Even terug naar het begin, weet je nog, over risico’s en zo. Ik vroeg mijn huidige oogarts, een aardige en reële jonge vent wat hij vond van die pucker operatie. Hij zei: ‘Je had alleen last van die kronkel in de verticale lijnen als je met je rechteroog keek hè? ‘Ja,’ zei ik. Een beetje peinzend keek hij me aan toen hij zei: ‘Tegenwoordig overwegen we zo’n operatie eigenlijk pas als je die beeldafwijking ziet als je met twee ogen kijkt….. En geloof het of niet, maar daar baal ik dan behoorlijk van.