Tja, een aardige vraag om eindelijk eens te stellen. Ik denk dat de eerste en tevens ook meest legitieme reden om te schrijven is dat je iets noteert dat je zojuist in gedachten schoot om te voorkomen dat je het vergeet. Daarmee is wat je schrijft waarschijnlijk ook een initiële verzameling van dingen die je belangrijk vindt. En dan komen we al snel bij de vraag hoe en waarom we belangrijk vinden wat we belangrijk vinden.
Hoe dan ook, ik kom er langzamerhand niet onderuit dat ik voor mijzelf nog een andere reden heb om te schrijven. Helemaal waarom precies weet ik eigenlijk niet, of spreek ik in ieder geval niet uit, maar ik vermoed dat ik toch iemand ben die de innerlijke drang heeft om het gedeelte van de beschaving waarvan ik deel uitmaak op een uitdagende manier te vertellen hoe ik, Peter van Oosterum, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weet hoe het leven, de wereld en wat heb je allemaal nog meer in elkaar zit.
Tja, hoe noem je zo iemand? Ik zou zeggen op zijn allervriendelijks een oude schoolmeester die het kennelijke gezag dat hij in zijn klasje genoot door de jaren van abstinentie na zijn pensionering begint te missen. In dat geval is het goed om een beetje denigrerend en neerbuigend over jezelf te spreken, dan hoeft een ander dat alvast niet meer helemaal opnieuw te bedenken. Niettegenstaande boven geschreven tekst neem ik mijzelf in alles wat ik hieronder ga schrijven volstrekt serieus.
Op een nacht ontwaakte ik uit een droom met de drang om te noteren wat er aan tekst in mij opwelde:
Uiteindelijk niet meer steeds opnieuw vergeten: de hemelse staat van bewustzijn, het richtpunt, de naam van de ingeslagen bewust gekozen weg die de vanzelfsprekende en dus onbetwijfelbare weg is waarop ik altijd gegaan ben, de eeuwig volkomen orgastische staat die het scheppende spel is dat ik eeuwig speel. Niet omdat ik het moet, maar omdat ik het wil. Het blijvend orgasme, een ervaring wat alle onderdrukkende godsdiensten gluiperig stiekem aanduiden als de Hemel waar God – wie dat dan ook wel mag wezen – zou regeren en waar het meest onaantrekkelijke surrogaat niet geeft wat ik weet wat het is: het blijvend orgasme.
Ik ben die ben en word. Niks strijd! Een opgetogen feest dat blijft!
Dit vind ik tot nu toe mijn sterkste en meest gecomprimeerde tekst. Reageer er maar eens op als je wilt.
Moeten we nou echt dag in dag uit worden bedrogen, voorgelogen, gemanipuleerd? Ja beste mensen, dat moet, daar draait de hele wereld economie op en dat is waardoor een heel kleine groep mensen die we over het algemeen aanduiden als de wereld elite ontzettend machtig en rijk van worden en dat willen ze graag zo houden. Ja, grappig he? Rijke en machtige mensen houden niet van veranderende meningen. Per slot van rekening berust de hele wereld economie op vast overtuigingen. Weet je wat, ik geef een paar voorbeelden en dan zeg ik er niet bij of het waar is of niet. Dat doet er namelijk niet toe. Het gaat erom dat veruit de meeste mensen vinden dat het waar is.
Laten we eens beginnen met iets heel belangrijks waarvan iedereen dat ook vindt, althans dat zegt iedereen altijd: gezondheid is het allerbelangrijkste, toch? Nou dat hebben we geweten in de afgelopen paar jaar. Een klein clubje van de Verenigde Naties heeft geprobeerd om wereldwijd de verantwoordelijkheid voor onze gezondheid van ons over te nemen. Niet dat we daar nou om gevraagd hadden hoor nee, dat niet, maar ze deden het toch en dat ging zo…
De WHO heet dat clubje, de World Health Organisation. Het is een kleine afdeling van de Verenigde Naties. Nu ja, veel mensen hebben het niet meer zelf meegemaakt – ik dan wel, want ik ben vierentachtig – maar tussen 1940 en 1945 was er de tweede wereldoorlog en daarna waren er dan zogenaamde goede bedoelingen zo in de trant van: dit mag nooit meer gebeuren. Nou ja, als je een beetje oplet herken je het gehuilebalk wel. Na zo’n oorlog ligt de halve wereld natuurlijk in puin en moet de rotzooi opgeruimd worden. Iedereen wil dat. Maar in dat soort tijden zijn er altijd slimmeriken die zien en begrijpen dat er veel te verdienen valt. Kunnen we dan niet gewoon zoveel mogelijk zelf de troep opruimen en verder gaan? Jazeker kunnen we dat, maar met hulp gaat het natuurlijk sneller. Wat we dan eigenlijk willen is dat alles weer zo vlug mogelijk gewoon is. En dan komen de slimmeriken, meestal lieden met veel geld. Die beginnen dat met het spelletje “Ja verzamelen”. Ze stellen dan aan het hele volk vragen waarop iedereen die moe is en ziek van de oorlog bijna automatisch “ja” zegt.
Laat ik maar eens een paar van die vragen als voorbeeld noemen: ‘We moeten er samen voor zorgen dat zo’n oorlog nooit meer kan gebeuren. “Ja,” zegt iedereen. En dan: We moeten in een permanente vergadering van alle landen bij elkaar komen en zo elkaar leren respecteren. “Ja” roept iedereen weer mee. O ja, we moeten zorgen dat we geen besmettelijke ziekten op de wereld krijgen. Nou daar is iedereen sowieso al bang voor, want we kennen de gruwelijke verhalen van de Spaanse griep nog en dat er toen miljoenen mensen zijn gestorven. Ja en toen was het ook nog oorlog, weet je nog wel. Maar waar komt het nu op neer, waar iedereen gedachteloos “ja” op heeft zitten meebrullen?
Ze zijn het gaan doen die rijke zogenaamde vrijwilligers. Alle landen hebben ja gezegd op al die op het eerste gezicht goede voornemens. En alle landen betalen ervoor en als je ergens voor betaalt dat weet je toch wat je krijgt. Je bent toch niet gek?
Waar komt het nu op neer: er was een grote oorlog. Allemaal waren we doodsbang en terecht, want veel mensen zijn omgekomen. De angst zit er nog behoorlijk in. De gewone man haalt opgelucht adem maar de angst is nog niet weg. Ja, en dan… Dan zijn sluwe mensen niet vergeten dat angst, of het nu actieve of latente angst is een prima geestelijke status is die mensen volgzaam, ja zelfs gehoorzaam maakt.
De bedenkers van de Verenigde Naties, de organisatie die voortaan de wereldvrede moet garanderen zijn deels vast en zeker idealisten. Een groter deel bestaat echter uit handige zakenlieden die de grote winsten al zien schitteren. Bedenk maar eens even: De blauwhelmen die ingrijpen als er conflicten zijn of alleen maar dreigen. Die moeten allemaal wapens en ammunitie en tanks en ander rijdend materieel en dat kan allemaal door de wapenindustrie geleverd worden. Het zijn allemaal spullen die steeds vernieuwd moeten worden en spullen die opraken en die je dus te koop kunt aanbieden. En dan, nog veel mooier: de vroegere bondgenoot die ook tweeëntwintig miljoen gesneuvelden te betreuren had, die blijkt nu opeens de nieuwe vijand te zijn met een totaal ander ideologie dan wij. Prachtig, het wordt vrij snel na de oorlog weer wij tegen zij, de NAVO tegen het Oostblok, wapenwedloop, fantastisch mooie handel voor de wapenindustrie die er steenrijk van wordt. De gewetenloze realisten worden rijk door angst en oorlogsdreiging. Maar voor een klei clubje in de Verenigde Naties is het toch niet genoeg, want die zijn niet militair die hebben niks met wapens. Wel kunnen ze mooi gebruik maken van het feit dat de gemiddelde mens zo gemakkelijk bang te maken is!!!
Dreiging met ziekte is het nieuwe ethos van dit clubje. Oliebaron Rockefeller heeft al lang ontdekt dat je van aardolie ook medicijnen kunt maken, chemische medicijnen, dat wel. Twee belangrijke taken moeten nu volbracht worden: alle natuurlijke methoden om mensen die ziek zijn gezond te maken zijn oud en daarom besluit deze familie Rockefeller dat het feit dat het oude methoden zijn ook betekent dat ze obsoleet, ouderwets en kwakzalverij zijn. Alleen chemische medicijnen mogen voortaan worden voorgeschreven. Weliswaar genezen die medicijnen niet echt, maar onderhouden hoogstens, maar het is een geniaal verdienmodel. De oude methoden van natuurlijke geneeswijzen worden waar mogelijk verboden nadat ze volstrekt belachelijk gemaakt zijn. Dat kan ook gemakkelijk want de universiteiten onderwijzen tegenwoordig mensen die als arts afstuderen in ‘medicijnen’, waar het vroeger de studie geneeskunde was.
Is het dan nu eindelijk genoeg, wordt er nu eindelijk genoeg verdiend? Nee, want het is nooit genoeg. Gelukkig zijn mensen niet alleen bang te maken voor reële dreigingen. Je kunt ze ook bang maken voor allerlei ziekten die je overigens zelf kunt maken en waartegen je dan zogenaamde bescherming kunt bieden in de vorm van een zogenaamd vaccin. Heel veel bang gemaakte mensen zijn gemakkelijk zo gek te krijgen dat ze menen het fictieve gevaar voor de – maar dat weten ze natuurlijk niet – gefabriceerde ziekte af te wenden door zich met het vaccin te laten inspuiten. Van die spuitjes met al die vaccins merk je in het begin niet veel. In tegendeel. Als natuurlijke angsthaas denk je dat je dankzij de knappe wetenschappers bij BigFarma weer de dans bent ontsprongen en niet ziek wordt, maar dat wordt je helaas wel. Heel langzaam weliswaar, maar ook heel zeker.
Het verdienmodel van de medische industrie is namelijk glashelder. Uitgangspunt is in de allereerste plaats dat je aan gezonde mensen die ook nog eens niet bang zijn helemaal niets verdient. Aan zieke mensen wel. Natuurlijk moeten ze wel blijven leven, maar ze moeten ziek zijn en daardoor jouw medicijnen nodig hebben.
Natuurlijk gaan door al jouw chemische en eigenlijk volstrekt overbodige gedokter tamelijk veel mensen eerder dood dan nodig is, maar jij verdient er lekker aan.
Bovendien, je hebt een filosofische levensbeschouwing. Je weet dat in de echte werkelijkheid de mens een eeuwig wezen is en dat alle tijdelijke dingen, of het nu rampen zijn of zegeningen altijd voorbij gaan. Vier nou gewoon feest omdat jij in dit leven – toevallig of niet, wie zal het zeggen – aan de steenrijke kant van alle miljarden sukkels mag profiteren. Volgende keer misschien een ander. Weet jij veel? Kijk, als je nu met recht en reden uitgescholden wordt voor “vuile moordlustige profiteur”, dan weet jij diep in je hart dat het feestje voorbij is als je sterft, en dat kan nooit eeuwig duren.
Als je dan eindelijk wat meer gegevens hebt gevonden over de huidige mensheid, het ontstaan van in ieder geval de overheersende soort, het zogenaamde Kaukasische – of blanke ras dan komen we als snel tot de bijna onontkoombare conclusie dat die grote en zeer geleerde buitenaardse mensen, de Anunnaki, wier vrouwen zich – na ongetwijfeld uitgebreid palaver – lieten gebruiken als draagmoeders voor een nieuw menselijk ras van mindere kwaliteit zich er zonder enige twijfel van bewust geweest moeten zijn dat het resultaat van hun intelligente inspanningen nooit beter geweest kan zijn dat een inferieure ondersoort, bedoeld – initieel althans om slavenwerk voor de scheppers te doen. Ongetwijfeld zijn aan het creëren van de Aardmens wel genetische experimenten vooraf gegaan die meestal onvruchtbaar nakomelingschap tot gevolg hadden. Als bekendste overblijfselen van dit streven kennen we muilezels en muildieren. Onverwoestbaar sterke doch onvruchtbare lastdieren. Niet onlogisch zou zijn als de Anunnaki, het buitenaardse volk dat ons creëerde met een aantal genetische dierproeven begon, waardoor al die fabeldieren ontstonden, alvorens te beginnen aan het genetisch vormen van een menselijke ondersoort dat hen tot slaaf met een behoorlijk verstand kon dienen. Ik wil erop wijzen dat een theorie als deze gezien in het licht van de huidige wetenschap onmogelijk als totale onzin kan worden weggezet. Wetenschappelijk kan het allemaal al bijna.
Zeer ten onrechte denken wij doorgaans dat de fabeldieren met een mensenhoofd en een dierenlichaam, de sfinx, de centaur, de weerwolf enz. aan de fantasie van talentvolle vertellers zijn ontsprongen. Veel logischer is waarschijnlijk aan te nemen dat de verhalen die over dit soort schepselen handelen waarnemingen waren van eenvoudige mensen die absoluut niet konden begrijpen wat ze waarnamen, op de zelfde manier waarop veel godsdiensten hun voedingsbodem vinden in wonderverhalen, ongetwijfeld doorverteld en min of meer met overtuiging overgedragen aan toehoorders betreffende in hun ogen onbegrijpelijke wonderen die gewoon wonderen leken omdat de verhalenvertellers onvoldoende kennis bezaten om te zien dat het slechts om technische verrichtingen ging. In dat verband heb ik in een eerdere blog wel het woord “cargo religion” geïntroduceerd.
De verhalen in het Bijbelse Oude Testament maken vaak gewag van strijd en gruwelijkheden. Ook wordt vaak gesproken over God als een bewuste persoon met strenge regels en een strakke discipline waar het ging om gedragsregels. Veel van deze regels die, zo lijkt het althans in de Bijbel, opgesteld waren speciaal voor het Joodse volk, betreffen regels voor de voeding, de hygiëne en de seksualiteit. Zo blijkt zonneklaar uit het Oude Testament dat homofilie en bestialiteit voor de mens absoluut no go waren. De rücksichtsloze wrede – en nietsontziende manier waarop met gebruikmaking van zware atoomwapens tegen een ongewapende en derhalve weerloze bevolking de resultaten van deze “zonden” vernietigd moesten worden, die in de ogen van de schepper het hele experiment Aardmens dreigden te doen mislukken maakte wel duidelijk dat bij de vorming van onze soort in ieder geval van liefdevolle en geduldige zachtheid geen sprake was.
‘En God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis,’ staat in het begin van het Bijbelse scheppingsverhaal. Welnu, de verhalen die in de op dat begin volgende hoofdstukken te lezen zijn tonen een driftige en wrede en wraakzuchtige god naar wiens beeld en gelijkenis wij geschapen werden en met wiens karaktereigenschappen wij derhalve werden toegerust.
Ik stel voor dat we ophouden met ons te verbazen over de oorlogszucht en de wreedheid van de mens en dat we in verloren ogenblikken maar eens gaan mijmeren over de vraag of we het de moeite waard vinden de enige mens over wie wij de meeste macht hebben, ons zelf, te veranderen en afstand te doen van de aloude goddelijke eigenschappen die ons slechts hielpen bij het overleven ten koste van anderen.
Niet per definitie helemaal zonder gevaar. Dat wel natuurlijk
Nog een uitvinding van deze eenvoudige natuurgenezer. Nou vooruit dan maar.
Over colloïdaal zilver en het gebruik ervan is ooit een boek geschreven zie illustratie.
Waarom trok dit boek nu zo uitdrukkelijk mijn aandacht? Ik denk om de volgende reden. Op het gebied van de overdraagbare infecties heeft BigFarma ruimschoots de zakken gevuld sinds Alexander Flemming in 1928 de penicilline uitvond. Het bleek dat van de penseelschimmel een bacteriedodend middel kon worden gemaakt dat logischerwijze de naam penicilline kreeg, een geneesmiddel waarmee al snel heel veel infecties konden worden bestreden die anders gemakkelijk dodelijk hadden kunnen verlopen. Denk maar aan de tuberculoze die vroeger in ons land een slachting aanrichtte.
Ach ja, de penicilline, ik herinner me het nog heel goed. Het werd geleverd in een soort ampullen in de vorm van een wit poeder. De arts of verpleegster moest er dan fysiologisch zout of gedestilleerd water aan toevoegen en dan de melkwitte vloeistof optrekken in de injectie spuit alvorens de heilzame, genezende injectie toe te kunnen dienen.
Helaas was mijn behandelende arts er ruim een week te laat mee begonnen, waardoor ik levenslang met een chronische beenmerg ontsteking heb moeten lopen. Maar goed, dat lag niet aan de penicilline, maar aan de slordigheid van de dokter.
Driemaal daags kreeg ik toen in dat zieken huis een injectie, waardoor de ontsteking eindelijk rustiger werd en ik na drie maanden naar huis kon.
Jammer genoeg zag BigFarma, toen al hevig belust op winst een groot belang in dit prachtige middel. Zoveel belang dat het wereldwijd te pas en te onpas werd gebruikt, waardoor veel bacteriën die er aanvankelijk mee bestreden konden worden zich ertegen leerden verdedigen of, zoals men het medisch noemt: immuun voor werden.
Eerde schreef ik wel eens verwijtend over BigFarma, een wereldwijd vertakte organisatie waar altijd de winst voorop staat, in plaats het belang van de volksgezondheid. Men ging voort met het ontwikkelen van middelen welks namen vaak op “cilline” eindigen en die vallen onder de geneesmiddelen groep “antibiotica”. Zo zijn er veel varianten op basis van oxaalzuur ontstaan. Het probleem waar BigFarma door de jaren heen graag op inspeelde was dat het merendeel van de kennelijk intelligente natuur van heel veel ziekmakende bacteriën er voor zorgde dat de antibiotica niet meer het bedoelde effect hadden. Niet alleen ontmoedigend, maar ook levensgevaarlijk. Nu zijn we helaas zover dankzij deze gewetenloze jacht op winst dat bijna alle antibiotica weinig effect meer hebben.
Vandaar dat ik nu een stuk schrijf over een heel oud middel dat op een nieuwe manier wordt bereid en dat zo eenvoudig is dat wie dat wil het gemakkelijk thuis kan maken en op die manier een heel effectief middel tegen bacteriën, virussen en schimmels heeft dat ook nog eens weinig kost. Ga er overigens maar vanuit dat de officiële kanalen die uiteraard allemaal worden beheerst door BigFarma zullen ontkennen dat dit middel belangrijk is nee, eerder zullen ze het middel bestempelen als belachelijke kwakzalverij. Kinderachtig toch?
Ik heb het hier over colloïdaal zilver. Voor de uitvinding van de penicilline werd er in de geneeskunde ook zilver gebruikt bij de bestrijding van ontstekingen. Er werd dan zilver heel fijn gemalen en met water vermengd. Het nadeel was echter dat die heel fijne zilverdeeltjes toch zwaarder waren dan water en binnen vrij korte tijd naar de bodem zakten. De waarde van zilver voor hygiëne was al lang bekend. Voedsel in zilveren schalen en gebruikt met zilveren bestekken bleef langer vrij van bederf. Het moderne colloïdaal zilver wordt echter anders bereid, maar het blijft eenvoudig. Je hebt er echter een klein beetje gereedschap voor nodig.
Niet heel kostbaar. Je hebt er een adapter met een uitgangsspanning van 40 a 50 volt voor nodig, een paar mooi rechte stukken zuiver zilverdraad van 20 a 25 cm die vlak naast elkaar worden gehouden doordat ze door een plastic kroonsteentje lopen en die met zg. krokodillenbek klemmetjes met de adapter in het stopcontact verbonden zijn. Hang die zilverdraden maar in een glas met gedestilleerd – of gedemineraliseerd water. Je ziet dan aan de ene zilverdraad waterstofbelletjes ontstaan en aan de andere – het lijkt of er een heel ijle walm afkomt, maar dat zijn zilverionen, zilverdeeltjes met de zelfde elektrische lading. Daardoor blijven ze mooi in de vloeistof zweven, omdat ze elkaar afstoten.
Maar goed, je kunt ook gewoon colloïdaal zilver kopen bij verschillende producenten.
De werking van colloïdaal zilver in vergelijking met antibiotica en waarom de werking van zilver nooit verloren gaat.
Bacteriën hebben geen handen en voeten en ook geen mond. Het zijn levende cellen met een huid (membraan), maar net als alle levende wezens moeten ze eten en hun afval kwijt. Nou, voor ons is dat afval vaak het probleem, want het komt als ze in ons lichaam zitten in ons bloed of andere lichaamsvloeistoffen en is doorgaans giftig, toxine noemen we dat.
Bacteriën hebben een elektrische lading op hun membraan. Het voedsel dat ze uit hun omgeving aantrekken heeft een tegengestelde lading en wordt door huidporiën naar binnen getrokken. Hun afvalstoffen hebben de zelfde lading en wordt daardoor door diezelfde huidporiën naar buiten verplaatst. Nu komen de zilverionen in de buurt. Dat is geen voedsel maar heeft wel de zelfde elektrische spanning als voedsel. Die zilverionen blijven op het membraan zitten en nemen daardoor de spanning weg. Het membraan van de bacterie wordt daardoor neutraal. Dat is zeer in het nadeel van de bacterie, want hij kan nu geen voedsel meer binnenhalen en hij kan ook zijn afval niet meer naar buiten werken. Dan is er maar één oplossing, hij gaat dood en wordt door ons lichaam met alle andere uitscheidingsproducten afgevoerd.
Maar wat doen dan die antibiotica. Nou ja, die doen een chemische aanval op het membraan van de bacterie. In het begin lukt dat en sterven de bacteriën. Maar bacteriën zijn chemisch heel intelligent. Ze kunnen de samenstelling van hun membraan chemisch aanpassen. Net als wij zijn het levende wezens en ze kunnen zich verdedigen tegen chemische aanvallen, want ze willen blijven leven, net als wij.
Maar waarom kunnen ze zich dan niet tegen dat zilver verdedigen. Dat zilver valt niet aan. Dat zilver lijkt op voedsel, voedsel dat ze niet lusten en dat daarom op de buitenkant blijft liggen en daarmee hen eigenlijk verstikt.
Wat ik tot nu toe heb beschreven is algemene kennis daar zit niets van mijzelf bij. Maar ik heb dit stukje de titel DIMCOL meegegeven.
Je kunt natuurlijk colloïdaal zilver innemen (niet te veel, daarover later) en je kunt het bij oppervlakkige infecties op je huid smeren. De meeste mensen zullen niet zo snel naar de injectie spuit grijpen of geen inhalator voor longproblemen ter beschikking hebben. Hoe krijg je dan die zilverionen onder je huid?
Ergens op mijn weblog bij de pagina’s vind je het DMSO boek. Ik zie heel vaak dat mensen erin lezen. Welnu DMSO (dimethylsulfoxide) is een natuurlijke stof die uit hout wordt gewonnen en die een bijzondere eigenschap heeft. Het is een stof die door je huid heen naar binnen gaat. Als je een beetje in je handen smeert (zorg dat ze schoon zijn) dan proef je binnen een paar tellen een knoflookachtige smaak in je mond. Dat komt van de zwavel die erin zit. Wat er nog meer op de huid zit wordt opgelost door de DMSO en mee naar binnen genomen. Toen ik dat wist dacht ik: Ik neem colloïdaal zilver en doe daar een beetje DMSO doorheen, dan wordt het zilver dwars door de huid mee naar binnen genomen.
En wat is er nou zo leuk? Dat klopt, dat gebeurt ook.
Het mengsel 95% colloïdaal zilver en 5%DMSO heb ik DIMCOL genoemd en het werkt prima tegen allerlei infecties. Nou ja, het heeft maar één probleem. Het smaakt niet lekker.
Kijken of ik daarvoor nog eens iets kan uitvinden.
Kleine waarschuwing over zilver. Bij normaal gebruik is er niets aan de hand en is zilver alleen maar antibiotisch en derhalve beschermend. Als je er echter elke dag een halve liter van drinkt is het nog steeds niet echt gevaarlijk, maar je hebt kan dat je een afwijking oploopt die vroeger wel werd gezien bij mensen die in de zilvermijnen werkten. Die ziekte heette Agyria en die mensen kregen een blauwe huid. Ziek werden ze er overigens niet van, maar een blauwe huid…gut hoe heetten dat kleine volk je nou toch weer?
Op een keer stond een vriend op een zondagavond voor mijn deur. Uiteraard liet ik hem binnen. Hij begon een enthousiast verhaal te vertellen. Hij was in dit weekend in Londen geweest en had daar een workshop bijgewoond van een mevrouw, Sharry Edwards, die een wel heel ongebruikelijk verhaal vertelde. Als zij mensen in haar directe omgeving kreeg waarmee iets mis was hoorde zij een heel hoge toon. Verontrust was ze met dit verschijnsel naar een KNO specialist gegaan, maar die wist na onderzoek niet anders te vertellen dan dat zij een buitengewoon scherp gehoor had en dat haar gehoor toeliet dat zij veel hogere tonen kon horen dan de gemiddelde mens. ‘Maakt u zich geen zorgen, gaat u maar naar huis,’ was de boodschap die ze meekreeg. Dat deed Sharry Edwards. Ze was er echter niet gerust op en kwam later bij dezelfde specialist terug met de vraag of hij het merkwaardige gehoor toch nog eens wilde onderzoeken want dat ze bij verschillende mensen toch verschillende tonen hoorde. Nu was deze specialist een beetje een ongeduldige man met een hoge bloeddruk. Na een nieuw onderzoek zei hij dan ook dat ze zich er maar niets van aan moest trekken en dat er wel meer onverklaarbare dingen gebeurden. ‘Trouwens zei hij nog, wat hoort u dan bij mij?’
Daar begon het hele bijzondere verhaal van Sharry Edwards, want met haar bijzonder heldere stem zong zij de toon die zij in de nabijheid van de arts hoorde. De arts leunde achterover in zijn stoel en zei: ‘Ga daar eens mee door.’
Na een poosje riep de arts zijn assistente en zei: ‘meet mijn bloeddruk eens’. De verrassing was groot toen bleek dat in de korte tijd dat Sharry Edwards die toon had gezongen de bloeddruk van deze KNO arts significant gedaald was. Sharry Edwards kreeg toen door dat ze een bijzondere gave bezat waarmee ze misschien wel mensen kon genezen.
Het eerste duidelijke bewijs waarover ze vertelde betrof een man die met ernstige COPD en daardoor uiterst kortademig in een rolstoel zat. Sharry Edwards maakte een bandopname van de toon die ze bij hem hoorde te zingen, wel enkele octaven lager, waarnaar hij dagelijks luisterde. Drie maanden later kon de man weer in zijn tuin werken. Hierna breidde de succeslijst van deze bijzondere vrouw zich begrijpelijkerwijze uit, waarvan de workshop die mijn vriend had gevolgd een belangrijk getuigenis betekende.
Toen mijn vriend mij dit verhaal vol enthousiasme vertelde en mij bovendien de paper die Sharry Edwards geschreven had ter hand stelde begon ik in de dagen die erop volgden het verhaal aandachtig te lezen. En zoals ik al eerder schreef, als ik in aanraking kom met werkwijzen of methoden die voor mensen genezing kunnen betekenen krijg ik altijd het ietwat jaloerse gevoel: Dat wil ik ook kunnen. Ik liep echter direct tegen een groot probleem aan: Ik had niet zo’n bijzonder gehoor. Dat heb ik trouwens nog steeds niet. Maar misschien kon ik iets bedenken om een diagnosemethode te ontwerpen die in ieder geval op klank, dus geluid berustte. Eén ding was mij al direct duidelijk, het geheim van deze toch wonderbaarlijke geneeswijze moest te maken hebben met het persoonlijke geluidspatroon van de persoon die behandeld werd, nou ja, de patiënt zal ik maar zeggen. Hoe het lichaam van een overigens zwijgende patiënt een hoge toon als een soort noodkreet uitstuurt die ver boven de gehoorgrens van normaal horende mensen ligt was en is me niet duidelijk en een techniek om een dergelijke toon uit de omgevingsruis te filteren had ik ook niet direct voorhanden, hoewel ik moet toegeven dat iets dergelijks voor onderzoekers met een hogere elektronische begaafdheid dan ik misschien best mogelijk kan zijn. Mijn weg was echter een andere die uitgaat van een eigen these.
Stel, dacht ik, dat lichamelijke aberraties, storingen in de gezondheid, in het normaal functioneren van de organen van invloed zijn op de klank van de gewone spraakstem. En stel dat die invloed te zien is in het feit dat bepaalde frequenties enigszins worden gedempt. In technische zin is dat in elk geval gemakkelijk uit te zoeken. Wat heb ik daarvoor nodig.
Vaak ben ik heel blij dat ik veel verschillende vrienden heb die van allerlei dingen meer verstand hebben dan ik. Ik leerde namelijk dat er computerprogrammatuur bestaat waarmee geluidsopnames geanalyseerd kunnen worden. Dat er een spectrum analyse gemaakt kan worden, een zogenaamde FFT (Fast Fourrier) analyse. En dat je dan kunt zien hoe sterk of zwak alle frequenties (toonhoogten) voorkomen. Daar heb je bijvoorbeeld het programma WaveLab, wat een vrij duur programma is, maar gelukkig kun je hetzelfde doen met een goedkoper programma dat SigVieuw heet en dat ook heel betrouwbaar werkt.
Wacht, misschien is het voor de duidelijkheid handig als ik zo’n spectrum laat zien:
Dit is, zoals iedereen gemakkelijk kan zien, niet bepaald een mooi regelmatig patroon.
Om de grafiek te kunnen begrijpen is misschien enige uitleg nodig: De getallen van 100 tot en met 1100 in de onderkant gaan over de frequentie, het aantal trillingen per seconde die we uitdrukken in Hertz (Hz). De getallen aan de verticale zijlijn geven de geluidsterkte of volume aan, meestal uitgedrukt in Decibel (Db). Op deze manier kunnen we dus mooi zien hoe sterk elke frequentie in de stem doorklinkt. Overigens heet een dergelijke spectrumanalyse een Fast Fourrier Transformatie (FFT)
Wat deze grafiek heel mooi laat zien is dat er in het volume drie grote clusters zijn: van 200 tot 400 Hz, de tweede van 400 – tot ongeveer 720 Hz en een derde van 720 tot 1100 Hz.
Eigenlijk is de eerste groep het geluid dat het duidelijkst hoorbaar is in de stem. De andere twee groepen worden aangemerkt als hogere harmonische tonen of ook wel boventonen die in feite het typische eigen karakter aan de stem geven waaraan we ook gemakkelijk iemand kunnen herkennen.
Ik laat dit beeld zien, omdat deze mogelijkheid die ik heb met behulp van een computerprogramma, Sigview in dit geval juist zoiets kan doen als wat Sharry Edwards kan doen met haar speciale gehoor, hoewel ik dan wel eerst moest uitzoeken welke betekenis of betekenissen aan dit soort grafieken moest geven. Daarvoor had ik twee belangrijke dingen nodig: een aantal proefpersonen en een voorlopige theorie.
Met die proefpersonen had ik een beetje geluk, dat wil zeggen: ik had er om te beginnen één, Maar dat was ook meteen een heel enthousiaste. Hij was oud en hij had zo ernstig last van longemfyseem dat hij dag en nacht extra zuurstof nodig had. Volgens zijn eigen zeggen had hij deze klacht ook eerlijk verdiend want nagenoeg zijn hele volwassen leven had hij twee pakjes sigaretten per dag gerookt. Niet zo verwonderlijk overigens, want hij was een niet onverdienstelijke jazzpianist in de tijd dat het nog vrij ongewoon was als je in kroegen waar jazz gespeeld werd helder de overkant van de lokaliteit kon zien in plaats van wazig door de rook van allerlei tabaksproducten. Peer heette hij. Om privacy redenen noem ik niet zijn naam.
Een bevriende sound ingenieur leerde mij Hoe ik zo’n spectrum als boven afgebeeld moest maken en beoordelen. Ik vroeg Peer of hij misschien, gezien zijn benarde zuurstofsituatie mijn proefpersoon wilde zijn en tot mij vreugde stemde hij daarmee in.
Met een digitale audiorecorder van het type dat de mensen van de omroepen ook voor hun reportages gebruiken ging ik naar zijn appartement en maakte een korte spraakopname van hem. Met deze opname ging ik naar mijn bevriende ingenieur die mij hiep de opname om te zetten in een geluid waarvan ik dacht dat het hem kon helpen. Ik had namelijk inmiddels besloten wat ik in dat spectrum opmerkelijk vond.
Als je nog even naar dat plaatje kijkt dan zie je dat in de drie genoemde clusters de toppen die frequenties tonen die eigenlijk pal naast elkaar liggen heel diepe dips zitten. ‘Nu’, dacht ik zonder een spoor van bewijs trouwens, ‘dit moet het zijn; het kan niet anders dan dat die zwakke frequenties in de stem verband houden met de mankementen van de mens wiens stem het hier betreft.
Van de geluidstonen die bij die frequenties in de dips hoorden maakten we een geconstrueerde klank. In het geval van Peer waren dat drie tonen. We maakten er een CD van die ik bij Peer bracht. Ik vroeg hen deze CD zo vaak mogelijk te draaien, maar niet zo luid dat het storend zou zijn. Peer zei dat hij het geluid best dragelijk vond en dat het hem deed denken aan het geluid van een draaiende wasmachine.
Later hoorde ik van hem dat hij nog een extra CD speler had en dat hij daarop lekkere jazz draaide, maar dat de wasmachineklank, zoals hij dat noemde de hele dag aan stond, maar toen ik dat hoorde was er al veel gebeurd.
Ik weet nog dat mijn vrouw en ik met vakantie in Zuid-Spanje waren en dat plotseling mijn mobiel afging. Het was Peer. Hij zei: ‘Ik moet je iets bijzonders vertellen, het gaat mij veel beter, ik heb veel minder vaal zuurstof nodig, ik ben veel minder benauwd.’
‘Ben je al bij je longarts geweest?’ vroeg ik. Nee, daar ging hij van de week naar toe, maar hij wilde mij eerst het nieuws vertellen.
Zijn longarts bleek van de oude stempel te zijn die meende dat het kwam doordat Peer nieuwe pillen had gekregen, maar dat kon het niet zijn volgens Peer, want die Pillen had hij al een poos en ze deden voordien niks.
Peer was in de stad waar hij woonde redelijk bekend vanwege zijn bemoeienissen met Jazz en jazzconcerten. Hij had het nodig gevonden de plaatselijke krant een uitgebreide brief te schrijven, een ingezonden stuk eigenlijk, over zijn ervaringen met mijn klanktherapie. Een zelfde brief had hij overigens ook al aan zijn longarts geschreven, maar die had niet gereageerd.
Die brief in de krant hiep trouwens wel, want binnen een week had ik drie Hilversumse radiostations aan de telefoon die allemaal wilden weten wat dat was wat ik “Inverse Voice Therapy (IVT), noemde en een week of twee later zat ik op zaterdagochtend aan tafel bij George Frölich in het programma Cappuccino. Nog een week later was ik gebeld door enkele tientallen mensen waarvan ik uiteindelijk twintig proefpersonen overhield die ik een aantal jaren allemaal aan huis ben blijven bezoeken om stemopnamen te maken en met behulp daarvan therapie Cd’s voor hen te maken.
Veel werk, maar het leverde mij een bruikbare therapie op die ik eigenlijk, nu ik oud begin te worden het liefst aan iemand of aan meerdere mensen met echte belangstelling kosteloos zou willen overdragen, evenals mijn eerder beschreven tranentherapie.
Begrijp, als je geïnteresseerd bent het volgende. Mij vijfenveertigjarige praktijkervaring als natuurgeneeskundig therapeut heeft me geleerd dat deze therapieën werken. Gel voor dure wetenschappelijke onderzoeken met dubbelblind controles heb ik nooit gehad. Patenten zijn er niet, maar daar staat tegenover dat ik heel blij zou zijn als ik deze geesteskinderen van mij goede en actieve adressen zou kunnen geven.
Dat was de Engelse titel van een boekje dat ik schreef en dat oorspronkelijke werd uitgegeven door Ankh Hermes in Deventer onder de titel: Laat Je Tranen De Vrije Loop, een titel waarmee ik initieel niet zo heel blij was, omdat hij niet – zoals de Engelse titel – compact samenvatte waarover het ging. ‘Tranen De Sleutel Tot Een Remedie’ had ik voorgesteld. De uitgever dacht daar anders over en dan moet men zich als debuterende schrijver dan maar in schikken.
Als ik het in goede en verantwoorde termen voor de alternatieve collega’s had willen benamen, dan was de titel waarschijnlijk als volgt geworden: Een effectieve vorm van ‘eigen preparaat therapie met tranen als bronmateriaal.
Eigenlijk was ik op het idee gekomen omdat ik gelezen had dat de Duitse Heilpraktiker soms ‘eigen Blut’ und ‘eigen Harn’, eigen bloed en eigen urine gebruiken om een uitscheiding verhogend op de persoon toegesneden geneesmiddel te maken, daarbij de bereidingswijze van de homeopathie toepassend. Met andere woorden, het bloed kan belast zijn met meer afvalstoffen dan het lichaam op natuurlijke wijze zelf kan uitscheiden. Deze techniek doet de uitscheidingsorganen harder werken. Dat geldt evenzeer bij het gebruik van urine als basismateriaal.
Eigenlijk is het iedereen bekend dat ons trouwe en o zo doelmatige lichaam zich altijd tamelijk krachtig probeert te ontdoen van stoffen die storen. Heb je iets verkeerds gegeten of ergens een voedselvergiftiging opgelopen dan is er de krachtige uitscheiding via diarree. Bij een ontsteking van de slijmvliezen in het ademhalingsapparaat, zoals bij griep of verkoudheid, gaan we vaak neus snuiten, slijm ophoesten enzovoort. Allemaal uitscheidingsactiviteiten. En daarover nadenkend dacht ik: huilen is eigenlijk diarree van een blijkbaar overbelast zenuwstelsel.
Omdat ik wist dat tranen ook een uitscheidingsproduct zijn namelijk van de prikkeltransport middelen die ons zenuwstelsel gebruikt, de zogenaamde neurotransmitters, meende ik te moeten bewijzen dat er op de wijze van de Duitse “eigen preparaat therapie” een geneesmiddel bereid zou kunnen worden door die neurotransmitters of neuropeptiden zoals ze ook wel worden aangeduid te gebruiken die in de tranen gevonden worden. Ik had geluk, want in mijn praktijk meldde zich een vrouw die bijna bezweek onder verdriet door emotionele verwaarlozing in haar kindertijd. Ze kon al een hele poos niet meer werken en woog nog maar achtenveertig kilo. Intuïtief wist ik dat ik één mogelijkheid had om haar te helpen. Terwijl ze aan een stuk door zat te vertellen over haar jeugd en de pesterijen omdat ze een scheel oog had en hoe haar ouders alleen maar met zichzelf bezig waren was ze gaan huilen en stroomden de tranen langs haar gezicht. Ik pakte een pipetflesje uit de voorraadlade, draaide de dop met de pipet eraf en ving zoveel mogelijk van haar tranen op. Natuurlijk had ik haar wel verteld dat ik iets met haar tranen wilde doen voor haar. Toen het huilen eindelijk ophield bereidde ik een homeopathische verdunning voor haar en gaf haar die in dat flesje mee. De precieze bereidingswijze zou te ver voeren om in dit artikel te beschrijven, maar die staat uiteraard precies beschreven in het boekje waar van ik hier een foto bijsluit.
Deze vrouw belde mij een paar dagen later op en vertelde dat ze na het innemen van het afgesproken aantal druppels van mijn preparaat als een blok in slaap was gevallen en na een uur drijfnat van het zweet was ontwaakt. Werkelijk een schitterend uitscheidingsproces zei ik haar. Na dit prachtige begin van een genezing was ze nog enkele malen bij mij terug geweest met nieuwe tranen die zij zelf had opgavangen. Ook mochten we constateren dat ze na jaren van treurnis en ziekte aan het herstel was begonnen. De laatste keer dat ik haar zag woog ze een gezonde vijfenzestig kilo, was weer levenslustig aan het werk. Zij was de eerste patiënte die ik met deze door mij bedachte methode behandeld had. Later heb ik dat uiteraard veel vaker gedaan. Door de jaren heen in mij gebleken dat ik geen effectievere methode had kunnen bedenken om zelfs het ergste traumatische oud zeer te doen verdwijnen.
Misschien kwam het wel doordat ik als kind van een razendsnel en zeer levendig manneke door domme medische fouten tot een invalide kereltje werd omgevormd, dat ik een belangrijk deel van mijn inzet gewijd heb aan verbeteringen van de gezondheid in wat tegenwoordig genoemd wordt ‘het alternatieve circuit’ en waar het medisch establishment vaak meewarig en met een zeker dedain naar kijkt. Niet omdat ze zelf altijd alles goed doen, maar meer uit de innerlijke universitaire arrogantie dat wat zij niet geleerd hebben onmogelijk belangrijk kan zijn.
Mijn eerste behandelwijze als Natuurgeneeskundig therapeut, de Chiropraxie.
Doordat mijn toenmalige schoonvader een van de eerste mannen consulteerde die we tegenwoordig kennen als chiropractors – die dat overigens zonder dure klikklakkende elektrische behandeltafel deed, maar op een vlakke tafel met een kussentje en met twee uiterst vaardige handen – kwam ik met chronische rugklachten en voortdurende diarreeaanvallen met deze eigenzinnige behandelaar in aanraking.
De verbazende vaardigheid van deze man die zijn drukke praktijk uitoefende op een bovenkamer van zijn twee-onder-een kap woning in Naarden hielp mij eigenlijk in een enkele behandeling goeddeels van mijn klachten af. Heel verheugend natuurlijk. Ieder ander zou wellicht, wat ook normaal is, bij zichzelf gedacht hebben: ziezo, daar ben ik eindelijk mooi van af. Maar ik heb dan na een dergelijke verbazende beleving meestal zoiets van: dat wil ik ook kunnen. Mijn Naardense behandelaar bleek mijn nieuwsgierigheid wel aardig te vinden, want nadat ik enige malen met andere patiënten met moeizame rugklachten bij hem geweest was deed hij iets waarvan ik me achteraf realiseer dat er moed voor nodig was. Als medisch verzorger had hij op schepen gewerkt, voornamelijk vrachtschepen met enige passagiersaccommodatie. Op een van die reizen was hij eens in een scheepsruim gevallen. Dat was behoorlijk diep, maar hij had het overleefd. Een aantal perifere gewrichten en vooral de wervels in zijn wervelkolom hadden niet zo goed op die valpartij gereageerd. Nu had ik enkele behandelingen van hem gehad en hem zelf ook aan het werk gezien. Hoe dan ook deze moedige man die ik nog altijd als mijn belangrijkste leermeester zie, liet zich door mij behandelen op zijn voortdurende en nauwkeurige aanwijzing. Door zijn technische, theoretische en vaak ook filosofische aanwijzingen en mijn eigen gretigheid om het vak te leren ben ik tenslotte behoorlijk bedreven in het vak chiropraxie geraakt. Bedenk daarbij dat het toen in Nederland nergens mogelijk was om een reguliere opleiding in dat vak te volgen. Je moest dan een meerjarige cursus in Amerika volgen, maar voor mij was dat toch lastig, want ik had een gezin en een hypotheek. Bovendien was chiropraxie in ons land niet erkend.
Overigens had mijn wijze leermeester voldoende mensenkennis om direct in de gaten te hebben dat ik gretig was om de chiropraxie toe te passen om mensen te helpen. Zelf was hij vroeger opgeleid aan de academie voor lichamelijke opvoeding, waaraan in vroeger jaren gymnastiek leraren werden opgeleid en heilgymnasten, zoals de tegenwoordige fysiotherapeuten toen genoemd werden. Hij zei tegen mij: ‘het is misschien wel handig om een diploma te halen waarmee je kunt bewijzen dat je met je handen aan mensen mag zitten. Een oude collega van mij heeft een school voor sportmassage in Utrecht. Dat zijn cursussen die op zaterdagen gegeven worden en aan het eind wordt er officieel geëxamineerd en krijg je, als je tenminste slaagt, een officieel erkend diploma, waarmee je dan onder meer voor sportclubs kunt werken.
Die wijze raad heb ik opgevolgd. Het was een pittige opleiding met niet alleen veel praktijk, maar ook veel theoretische vakken als anatomie, fysiologie, pathologie en diagnostiek, uiteraard allemaal reguliere medische vakken die in elke geneeskundige opleiding thuis horen.
Ik was dan wel van mening dat een officieel diploma je niet tot een bekwaam genezer en beoefenaar maakte, daarbij denkend aan de ongelooflijke oen van een chirurg die mij vlak na mijn zesde verjaardag een invalide rechterbeen had bezorgd. Een diploma vertelt alleen dat je naar de mening van een onderwijsinstituut met succes bent geëxamineerd. Of je echt vakbekwaam bent moet blijken in de praktijk. Ik had van mijn leermeester geleerd en afgekeken hoe ik Chiropractische behandelingen moest geven en dat deed ik al met succes in de tijd dat iets geneeskundigs doen als je geen in ons vaderland opgeleide arts was nog strafbaar was, maar daarvan heb ik me nooit iets aangetrokken want ik wilde mensen van hun pijn afhelpen als die mensen zelf mij dat vroegen.
Heb jij nou ook zo ongelooflijk de pest aan dat gedoe met wachtwoorden.
‘Ja,’ zeuren ze dan, ‘dat is om je privacy te beschermen. Dan kan een ander niet zien wat jij kan zien.’
Nou kan ik me nog voorstellen dat het voor de handelingen die je via het internet met je bank doet nog van enig nut is. Daardoor is het niet voor iedereen mogelijk om het kleine beetje tegoed dat je nog hebt staan direct over te schrijven naar zijn eigen criminele rekening.
Hoewel, gehackt wordt er natuurlijk op grote schaal.
Trouwens, je ziet het in de VS, hoe meer vrije wapens onder de burgerij – zij noemen dat veiligheid – hoe meer er zomaar en lukraak wordt gemoord.
Iedereen ziet het, iedereen weet het. Het systeem is daar doorgeschoten. De wapenlobby heeft gewonnen. De bazen daarvan zitten nu steenrijk in hun beschermde vestingen wantrouwig naar buiten te kijken, want elk kind dat aan de deur komt om kinderpostzegels te verkopen wordt neergeschoten. ‘Traspassing’ noemen ze dat.
Eerst schieten, dan vragen stellen. Mocht er geen antwoord meer komen dan heb je in ieder geval een potentieel gevaar opgeruimd. Dat het in feite geen gevaar was kon jij toch niet weten? Voorzichtigheid geldt tenslotte nog altijd als de moeder van de porseleinkast, nietwaar?
Ik weet heus wel dat een wachtwoord geen moordwapen is, maar het is wel een slagboom, een hindernis op de weg. Het is een barrière die tegen naderende personen zegt: ‘als je mij niet kent ben je niet welkom.’
Ik vraag me in gemoede af of er nou werkelijk zoveel wachtwoorden nodig zijn. Bij heel veel internetsites moet je inloggen met een wachtwoord. Als je een poosje niet in die winkel bent geweest ben je natuurlijk dat stomme honderd en zoveelste wachtwoord vergeten. Vragen de slijmballen of je misschien je wachtwoord vergeten bent en of je dan misschien een nieuw wachtwoord wilt aanmaken en, oh ja, dat hebben ze ook nog vaak een trucje met scheve letters of verkeersborden om te bewijzen dat je geen robot bent.
Negen van de tien keer schrijf ik dan in zo’n venstertje: ‘je bent me kwijt, ik hoef niet meer. Stop je spullen maar waar de zon niet schijnt.’ Maar ja die tekst lijkt in de verste verte niet op het juiste wachtwoord, dus die krijgen ze nooit onder ogen.
Omdat de natuurwinkel in mijn dorp laatst geen Zweedse kruiden kon leveren dacht ik: oké, dan moet ik het maar via het internet bestellen. Mijn voorraadfles begon aardig leeg te raken en ik wilde nieuwe tinctuur bereiden voor hij helemaal leeg was. Ik zocht en vond op het internet een winkel, in België, die een zakje van zestig gram kon leveren. Wachtwoord instellen, vooruit betalen, toe maar weer. De verzendkosten die erbij kwamen maakten de boodschap wel bijna twee keer zo duur, maar vooruit, ik had het nodig. Na een week lag er een kaartje in de bus. De bezorger was aan de deur geweest en had vastgesteld dat ik niet thuis was. Dat komt gelukkig nog tamelijk veel vaker voor. Hij had ook niet de moeite genomen om het pakje bij de buurvrouw af te geven. Daarna gebeurde er niets meer.
Het is misschien niet heel goed voor mijn bloeddruk, maar ik maak me dan nijdig, niet om die paar rotcenten, maar om de onverschillige incompetentie. Ik mailde de winkel in België en ik kreeg als antwoord dat de bezorger na een tweede vergeefs bezoek het pakje aan het KPN agentschap in onze buurt had afgegeven. Wel was de bezorger vergeten een kaartje met juist die mededeling bij mij in de bus te stoppen. Gisteren was ik even bij dat agentschap. Ze konden precies opzoeken wanneer het pakje was aangeboden, maar nee, het was er niet meer. Na twee weken werd het weer teruggestuurd aan de afzender.
Gelukkig kon ik op Texel in de natuurwinkel weer een zakje Zweedse kruiden kopen. Ik heb weer voorraad.
Het lijkt er sterk op dat langzamerhand alles in onze samenleving gericht is op controle, indekken, beveiliging. We zien het onderwijs ten ondergaan aan ambtelijke controledrift. De mensen die er proberen te werken verzuipen in de administratie, wat ten koste gaat van de slagvaardigheid en de kwaliteit van het werk. Bij de huisarts en in de ziekenhuizen is het al niet veel anders: controle, controle en nog eens controle. Alles moet veilig en ik denk: zit dan in vredesnaam maar helemaal stil, beweeg je niet, verberg je dan ziet niemand je.
Nee, luister, je hebt gelijk, ik zeur een beetje. Wij hebben niet allemaal een wapen. Dat hebben hier naast de simpele pistooltjes van de politie, alleen de criminelen en die schieten alleen af en toe per ongeluk een niet crimineel dood.
Maar toch hè. Zeiden we niet ooit dat de pen het gevaarlijkste wapen is?
Nou? Waar ik nou heen wil?
Hier heen. Waarmee denk je dat al die stomme formulieren moeten worden ingevuld die door al die ambtenaren na binnenkomst op een grote stapel in een la worden gelegd.
Met al die pennen voor gebruik bij het invullen van formulieren winnen wij gemakkelijk de wapenwetloop van Amerika…
En met wachtwoorden natuurlijk, want als je eindelijk klaar bent met het invullen dan zit je daar achter je toetsenbord en je denkt eh… wacht… verdomme… wat was het ook alweer.
Nou, nou, dit stukje journalistiek liegt er weer niet om. Ik heb het gedownload van de bedreigde niewssite 9fornews. Mijn conclusie? Ach, wat zal ik zeggen. Dat we belazerd worden wisten we wel, maar dat het zo erg was… Eerlijk gezegd zit het in mijn aard om altijd maar weer te hopen dat het meevalt. Niet dus.
Candace Owens heeft in haar podcast ‘Candace’, die wordt bekeken door miljoenen mensen, onthuld dat de geallieerden na de oorlog zo’n 12 miljoen Duitsers etnisch gezuiverd hebben. Ze baseert zich daarbij op een BBC-documentaire.
Kinderen werden opgesteld in rijen en neergemaaid. Vrouwen werden op brute wijze verkracht en velen van hen pleegden daarna zelfmoord. Dit waren geen nazi’s, maar christelijke burgers, benadrukt Owens.
Hitler wordt afgeschilderd als het grootste kwaad op aarde aller tijden, maar dat is feitelijk en statistisch gezien onjuist, zegt ze.
Eén van de ergste oorlogsmisdaden uit de geschiedenis
In 1986 stuitte wijlen schrijver James Bacque op bewijs – overheidsdocumenten, interviews en ooggetuigenverslagen – dat de Amerikanen aan het einde van de oorlog doelbewust miljoenen Duitse krijgsgevangenen hebben laten verhongeren. Dit kan worden gezien als één van de ergste oorlogsmisdaden uit de geschiedenis.
Hij schreef in 1997 zijn boek ‘Crimes and Mercies’ dat een bestseller werd. In dat boek onthult hij hoe in de periode 1945-1950 tenminste 10 miljoen Duitsers ‘en misschien nog wel miljoenen meer’ zijn omgekomen. Hij stuitte op bewijs dat de Amerikaanse overheid het Duitse volk doelbewust uithongerde.
Grote kranten en tijdschriften werden onder grote druk gezet om geen aandacht te besteden aan zijn boek. Hij werd afgeluisterd, zijn post werd onderschept en hij kreeg geen toegang tot archieven.
Bedrog
Hitler was een project van de Anglo-Amerikaanse bankiers. Toch worden de Britten en Amerikanen, door bedrog van de academische wereld en media, nog steeds geprezen als de grootste bevrijders ooit. Dat terwijl zij in werkelijkheid de grootste aarts-fascisten ooit zijn.
Truman Smith van de Amerikaanse inlichtingendienst interviewde Hitler al in 1922, en er werd besloten dat hij de charismatische aanstichter zou zijn van hun Tweede Wereldoorlog-project.
Vijftien jaar lang werd Hitler verzorgd, opgeleid, gefinancierd en beschermd door ‘kunsthandelaar’ Ernst Hanfstaengel, een elite-Amerikaan, regelmatige bezoeker van Londen en zijn vriend Franklin Roosevelt in het Witte Huis.
De vaccinatie-industrie is een Frankensteinmonster
De Giftige naald
Eleanor McBean was 13 jaar toen de Spaanse griep van 1918 de wereld teisterde. Haar ouders hielpen destijds veel mensen die er slecht aan toe waren. Ze waren zelf ongevaccineerd, maar kregen nooit de Spaanse griep. Haar ouders geloofden niet in vaccinatie, want ze zagen met eigen ogen dat alleen degenen die de vaccins kregen ziek werden en stierven.
Het bleef McBean in haar latere leven intrigeren waarom zo veel mensen die niet waren gevaccineerd geen griep kregen en mensen die wél gevaccineerd waren ziek werden. Na vele jaren onderzoek ontdekte ze dat vaccinaties niet beschermen, maar juist ziekte veroorzaken.
De vaccinatie-industrie is een zeer winstgevende industrie, maar het is nog nooit bewezen dat vaccineren voordelen heeft. Dit wordt alleen beweerd door de industrie zelf, door de overheid en door vele medici.
Vaccineren is een geloof, aldus McBean. Ze heeft al haar bevindingen in het boek, De giftige naald, vastgelegd, met gedegen wetenschappelijke onderbouwing en harde cijfers. Haar vele bronnen zijn indrukwekkend.
Vaccinatie is bloedvergiftiging
McBean levert in ‘De giftige naald‘ onomstotelijk bewijs voor het leed en de desastreuze gevolgen die deze industrie op haar geweten heeft. Het aantal doden en zieken gaat gelijk op met de stijging van het aantal vaccinaties, wereldwijd, al vele generaties lang. Als in een land polio of de pokken uitbrak, was dat vaak nadat er weer een vaccinatiecampagne was uitgerold.
McBean stoorde zich enorm aan de onwetenschappelijke beweringen van de medische autoriteiten. Volgens haar waren het ronduit leugens, waarbij artsen – uit onwetendheid of hebzucht – over lijken gingen. Een kogel in de rug zou minder laf zijn dan mensen misleiden zich met dodelijk gif te laten inspuiten, verzucht ze in haar boek.
Ze noemt de theorie dat vaccinaties – welke vaccinatie dan ook – kunnen beschermen tegen welke ziekte dan ook, de grootste medische leugen is. Het is de omgekeerde wereld, zegt ze. Je kunt ziekte niet genezen of preventief voor zijn door gif in te spuiten. Vaccinatie is bloedvergiftiging, stelt ze boud.
De geschiedenis herhaalt zich
Dit boek is ruim 70 jaar geleden geschreven. Vele passages lezen als dat het in de huidige tijd is geschreven. De geschiedenis herhaalt zich. Op dezelfde manier als ruim 100 jaar geleden wordt er angst aangejaagd. Er werd een tweedeling in de maatschappij gecreëerd. Mondkapjes werden verplicht. Er was zelfs van 1872 tot 1928 een vaccinatieplicht in Nederland dat voor het pokkenvaccin gold, net als in veel andere landen, terwijl nooit bewezen is dat het pokkenvaccin de pokken voorkwam.
Het aantal sterfgevallen aan ‘de pokken’ steeg nádat de massale vaccinatiecampagnes waren uitgerold, maar de medische autoriteiten, regeringen en de media ontkenden dat in alle toonaarden, omdat er zoveel geld mee verdiend werd.
Duizenden medici, auteurs en regeringsbeambten waarschuwden tijdens de wereldwijde pokken- en polio-vaccinatiecampagnes van de vorige eeuw voor de zwendel en fraude van de vaccinatie-industrie en de zeer ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens.
Velen van deze moedige, integere mensen werden bedreigd, gearresteerd, opgesloten, gecanceld, zwartgemaakt en soms vermoord.
Klinkt bekend?
Realiseer je je, zo gaat het al meer dan 200 jaar. De vaccinatie-industrie is al heel lang een van de meest winstgevende industrieën en haar macht wordt steeds groter. Steeds opnieuw wordt dezelfde truc uitgehaald:
Creëer een probleem in de vorm van een pandemie die vreselijke ziekte teweegbrengt;
De reactie is angst;
De oplossing is een vaccin, waar de mensen zelf om vragen.
Eleanor McBean bestudeerde voor haar boek vooral de periode 1885-1955. De gezondheid van de mensheid holde even hard achteruit als dat de vaccinatie-industrie zich uitbreidde. Deze trend zet zich tot op de dag van vandaag voort, ondanks de inspanningen van McBean en duizenden medici die waarschuwden voor wat McBean ‘een Frankensteinmonster van immense proporties’ noemt: de vaccinatie-industrie.
De meeste mensen hebben geen idee van de desastreuze effecten van vaccinaties – niet alleen de coronaprikken, maar letterlijk alle vaccinaties. Dit boek brengt daar verandering in. McBean heeft voor ons de feiten op een rijtje gezet, in de hoop dat ze ons op tijd wakker kon schudden en ze ons zou kunnen behoeden voor de ellende die zij in haar leven heeft gezien. Een nobel streven. Het tij is te keren, als we ‘nee’ zeggen.
Ja, en dan tenslotte: dit stukje heb ik eerder gepubliceerd, maar omdat ik zeker weet dat BigFarma nooit zal stoppen met het propageren van het gebruik van hun uiterst dubieuze producten die vaak schadelijk maar doorgaans nutteloos zijn en omdat ik al even zeker weet dat de leugenachtige strijd om zich te verdedigen tegen de terechte beschuldiging dat het hier gaat om genocide, massamoord dus, vind ik het nodig om nogmaals mijn lezers met de neus op de morbide feiten te drukken. Pas op mensen, BigFarma bestaat helaas en vormt met alle vertakkingen de grootste bedreiging van ons welzijn.