De echte werkelijkheid?

Bij Dan Brown, in zijn laatste zeer lijvige roman, Het Ultieme Geheim, las ik een proef met ons bewustzijn, die ik overigens al kende, vermoedde is misschien een betere uitdrukking: met de tijdmeting met gebruikmaking van een atoomklok werden tegelijktijdig twee foto’s gemaakt: van een beeld op het moment dat het in het bewustzijn verscheen en van dat zelfde beeld in de werelijkheid buiten het bewust zijn. Het verbazingwekkende feit deed zich voor dat het beeld in het bewustzijn een fractie eerder verscheen dan het beeld in wat de werkelijkheid wordt genoemd.

Bedoeld was hier het onomstotelijke bewijs te leveren dat wij met ons bewustzijn de werkelijkheid creëren. Wij zijn volgens deze proef geen consumenten van de bestaande werkelijkheid, maar scheppers van de werkelijkheid. Veruit de meesten onder ons zullen deze bewijsvoering ernstig betwijfelen of zelfs afwijzen. Ik ben echter overtuigd van de juistheid van deze toevallig gevonden op een haar na simultane werkelijkheid. De vraag is echter voorlopig: wat te doen met het bewustzijn dat ervan overtuigd is schepper van de eigen werkelijkheid te zijn. Hoe kijken wij dan naar de mensen om ons heen, de ogenschijnlijk zich toevallig ontrollende werkelijkheid zoals ogenschijnlijk zichtbaar om ons heen. Hoe kijken we naar onze klaarblijkelijke levensduur en naar alle gebeurtenissen die zich om ons heen voordoen. Hoe kijken we naar de mensen die we kennen. Maken we die ook zelf met ons bewustzijn. Zijn we met het wellicht een eeuwigheid van klaarblijkelijke werkelijkheid bezig. Een boeiend raadsel toch?

Leuk is nu te filosoferen over deze kennelijke werkelijkheid die ons in het dagelijks menselijk bestaan zo snel en volledig lijkt te ontgaan. Een moeilijk oplosbaar probleem wordt gevormd door wat wij kennen als gewenning. Ooit schreef ik een blog onder de titel “Cocon” daarmee aanduidend dat ik het lichaam waar in ik thans al 85 jaar leef beschouw als een cocon waarin ik woon, maar die ik niet persé ben. Ik zie mezelf als de wellicht bewust gekozen bewoner van deze cocon. Maar er is meer. Ik verbeeld mij, hoewel die ideeën al heel lang in mijn hoofd cirkelen, dat ik me flarden van andere levens herinner. Niet haarfijn en en detail, maar echt flarden. Eigenlijk is het een beetje zoals je je af en toe heel heldere dromen herinnert, maar dan in een andere tijd en soms ook min of meer herkenbaar in een ander lichaam of gekleed met bepaalde kleuren. Het is iets waarvan de herinneringen altijd weer bij mij opkomen. Niet dwingend of zelfs angstig maar wel met het gevoel dat ik het op dat moment zelf ben. Kun je dat bewijzen vragen mensen dan wel eens. Nee, dat kan ik natuurlijk niet. Maar ja, ik kan ook niet bewijzen dat ik als kind van anderhalf jaar op de een of andere manier los was geraakt van het touw dat mijn moeder om mijn middel had gebonden, hoe ik losgeraakt door een moestuin tussen de stokbonen door kroop en hoe mijn moeder me nog net kon grijpen voor ik door het gat in de heg aan de achterkant in de sloot zou vallen. Van de rest van die dag herinner ik me ook niets. Maar ja, anderhalf. Nou ja, misschien nog een dan van die zelfde leeftijd. Ik zit in de kinderstoel heftig heen en weer te roeien. Ik val om naar rechts en kom met een klap op de grond. Ik heb men niet bezeerd, maar ik vond wel dat ik moest huilen. Psychologen hebben me wel eens verzekerd dat je van de leeftijd van anderhalf jaar geen herinneringen kunt hebben, maar ik kon toen al aardig wat praten, Lopen niet want ik kroop nog, maar praten… Nou ja, nog steeds he? Overigens heb ik wel in verschillende boeken gelezen dat ik lang de enige niet ben die zich andere levens herinnert in zelfs meer details dan ik me kan herinneren. Als ik nu echter bedenk dat die proeffoto’s met behulp van die atoomklok een begin van een bewijs leverde dat wij mogelijk zelf de werkelijkheid scheppen, dan zie ik niet in waarom die werkelijkheidsschepping begrensd zou moeten zijn binnen het kleine tijdsfragment van één mensenleven.