| Op de blog of reader lezen |
Maandelijks archief: maart 2025
Ik
Wie is de meest zelfverzekerde persoon die je kent?
Eternal Mitosis
6.
Wesley Bronston had de zaken voor de volgende morgen goed voorbereid. Hij had ervoor gezorgd dat er voldoende camera’s aanwezig waren in zijn operatiekamer. Ook had hij drie van zijn meest getalenteerde coassistenten gevraagd aanwezig te zijn om de simpele reden dat waarnemen toch altijd mensenwerk is en dat er verschillen in de waarneming kunnen ontstaan die op zich alleen al tot interessante conclusies kunnen leiden, maar die toch altijd om vergelijking vragen.
Lars Havers had op de dag dat hij de doodzieke setter had binnengekregen uit bloed en slijm een DNA profiel van de hond gemaakt, waarbij hem was opgevallen dat de hond sowieso niet erg veel ouder zou worden, omdat de telomerenreeksen aan het eind van het bestudeerde DNA erg kort waren en hier en daar geheel ontbraken. Cellen waarvan de telomeren verbruikt zijn kunnen zich niet meer delen, dat was al heel lang bekend. Het DNA profiel had hij de vorige avond vlak na thuiskomst samen met zijn bevindingen al naar de universiteit gezonden.
Wesley Bronston had hetzelfde gedaan. Hij had wat wangslijm uit de bek van de hond genomen en voor de zekerheid had hij een kleine biops uit een melkklier genomen. Het DNA profiel dat hij daarna gemaakt had was voor Wesley Bronston een belevenis geweest die hem in zijn hele leven nog nooit was overkomen. Hij had de hele nacht geen oog dicht kunnen doen van de spanning. Rond vier uur kon hij het in bed niet langer uithouden. Hij had zich aangekleed en was naar zijn laboratorium op de universiteit gegaan. Van de nerveuze spanning had hij zich bij het bewakingssysteem wel twee keer moeten identificeren. Eenmaal in zijn laboratorium was hij begonnen de twee DNA-samples van voor – en na de teleportatie keer op keer met elkaar te vergelijken. Als er al iets duidelijk was, dan was het wel dat het samples van dezelfde hond waren. Voor de teleportatie was er duidelijk sprake van oud en afgeleefd DNA, dat zich bijna niet meer kon delen. Na de teleportatie zag het er totaal anders uit. Oh ja, er was geen twijfel mogelijk, het was absoluut de zelfde hond, maar dit DNA leek wel van een heel jonge hond. Prachtige lange telomeren reeksen zag hij bij de tests die hij verbijsterd een aantal keren herhaalde. Wesley Bronston stond voor een raadsel. Deze hele onderneming had in de eerste plaats ten doel gehad om te zien of een ziek levend wezen, een hond in dit geval, zonder gevaar door middel van teleportatie kon worden verplaatst naar een plek waar adequate hulp kon worden geboden. Maar nu had er zich plotseling een zeer ingrijpend genezingsproces voorgedaan, waarbij niet alleen de uitgebreide uitgezaaide kanker in de melklijsten van deze Ierse setter niet meer viel waar te nemen, maar de hele toestand van het dier maakte overduidelijk de indruk van een nog jonge – en vitale hond. In totale verbijstering had hij in de vroege uren van die dag keer op keer alle gegevens opnieuw bekeken om telkens weer vast te stellen dat er geen fouten gemaakt waren en dat de werkelijkheid zoals hij die kende binnen zijn vakgebied nooit meer hetzelfde zou zijn.
Eén enkele vraag drong zich nu voortdurend aan Wesley Bronston op: Was dit nu de poort naar het eeuwige leven, waarvan de mensheid sinds eeuwen droomde of stond hij te kijken naar het resultaat van een bizarre grap of een gigantisch artefact. Alles in hem schreeuwde: ‘dit kan niet, dit is onmogelijk, je vergist je, pas op, je zult je onsterfelijk belachelijk maken als je dit bekend maakt.’ Hij stond voor het grootste dilemma in zijn leven.
Stipt om negen uur stonden Lars Havers, Nils Bexon en Judith Krantz voor de deur van de faculteit. Een van de ook al vroeg gearriveerde coassistenten liet hen binnen.
Bij hun aankomst op de afdeling had Wesley Bronston de hond, die inmiddels uit haar narcose was ontwaakt, uit de bench gehaald. Het dier kwam kwispelend op Lars Havers aflopen, de enige van het gezelschap die hij al jaren kende. Lars was op een stoel gaan zitten en de hond was naast hem gaan zitten. Lars streelde de hond en liet liefkozend de lange oren van het dier tussen zijn vingers doorglijden. Met grote ogen keek hij naar het setterteefje dat al meer dan tien jaar regelmatig zijn patiënt was geweest. ‘Ach kijk nou toch, daar hebben we mijn lieve settertje Beau.’ Lars had tranen van ontroering in zijn ogen. ‘Och mijn hondje, ben je nu terug van bijna helemaal weg.’ Hij nam de kop van de hond in beide handen en raakte even met zijn neus aan de neus van de hond, wat hem een klein likje op zijn neus opleverde. Lars liet de hond los die nu aan zijn voeten ging liggen en keek om zich heen. ‘De eigenaar van deze hond is zelf een oude man,’ zei hij. ‘Hij had me gevraagd de hond te laten inslapen als er niets meer voor het dier kon worden gedaan. Zelf kon hij het emotioneel niet aan om daarbij aanwezig te zijn. Overigens geloof ik ook niet dat deze eigenaar nog aan een nieuwe hond zou beginnen als ik deze inderdaad had moeten laten inslapen. Maar nu sta ik toch voor een ernstig dilemma.’
‘Hoezo een ernstig dilemma?’ wilde Wesley Bronston weten.
‘Ach, weetje,’ zei Lars opstaand, ‘ik ken deze eigenaar en deze hond vanaf het moment dat ze een puppy was. Met dit dier zijn we nu in een heel ongebruikelijke – en daarmee voor mij heel ongemakkelijke situatie gekomen. Als ik jullie zou vragen wat jullie ervan zouden vinden om onze bevindingen met dit dier maar wereldkundig te maken, dat vermoed ik dat jullie daartegen ernstig bezwaar zouden maken op grond van het feit dat een dergelijke publicatie wel erg prematuur zou zijn en dat we dit experiment zeker een groot aantal keren moeten herhalen. Het is natuurlijk wel buitengewoon onwetenschappelijk om het rapporteren van wat een geweldige ontdekking zou kunnen zijn te laten berusten op een enkele waarneming. Maar wat vertel ik nu het oude baasje van deze inmiddels weer springlevende hond?’
Er viel een stilte.
Lars Havers wendde zich tot Judith Krantz: ‘wat vinden jullie, dit onderzoek is tenslotte jullie initiatief.’
Judith leek te weifelen. Nils Bexon zei: ‘Uit wat je vertelde over de oude baas van de hond kreeg ik de indruk dat hij eigenlijk al afscheid van de hond had genomen toen hij haar bij je bracht Lars.’
Lars Havers was weer gaan zitten en knikte zachtjes met zijn hoofd. ‘Ja,’ zei hij, dat is wel zo. De oude man had tranen in zijn ogen toen hij de deur uit ging.’
‘Je zou even contact met de man moeten opnemen en hem zeggen dat je met de hond naar de faculteit diergeneeskunde bent gegaan om onderzoek te laten doen ten behoeve van de wetenschap en omdat je – wat ook waar is – zelf geen behandelmogelijkheden meer had.
Judith was nu opgestaan. Met verontwaardiging in haar stem zei ze: ‘ja, ja, maar dan staan we voor dat verdrietige hondenbaasje wel de boel bij elkaar te liegen.’
‘Ja Juud, natuurlijk heb je daar gelijk in,’ kwam Nils Bexon tussenbeide, maar wat er nu gebeurd is kunnen we echt nog lang niet bekend maken. Dit is zo groot en veelomvattend. Bovendien is wat we dan tegen de oude baas van de hond zeggen ook de bedoeling geweest toen we het dier teleporteerden.’
Nu vond Wesley Bronston het tijd om de regie te pakken. Het was tenslotte zijn faculteit en het waren zijn coassistenten. ‘Luister mensen, ik heb een plan. Laten wij ons even terugtrekken in mijn werkkamer. Neem de hond maar mee, het is een rustig beestje en ik vermoed dat ze zich bij Lars het prettigst voelt. Mijn secretaresse zal inmiddels ook wel achter haar bureau zitten en ik zal haar opdracht geven even een standaard geheimhoudingsdocument naar jullie 3D communicators te sturen, zodat we het tijdens de koffie kunnen bespreken en eventuele aanpassingen invoeren.’
Met zijn zevenen zaten ze even later aan de vergadertafel in de kamer van Wesley Bronston.
Een heel klein beetje ongemakkelijk vond Judith Krantz het wel, omdat ze gewend was in hun eigen bedrijf eigenlijk alle beslissingen grotendeels haar kant op te praten, iets wat iedereen doorgaans goed vond, omdat ze eigenlijk de spil van het bedrijf was. Hier, besefte ze, waren ze bezig binnen de faculteit diergeneeskunde iets te ontdekken dat zeker niet wereldkundig moest worden gemaakt voordat uit grondig onderzoek was gebleken dat alles klopte en dat de conclusies juist waren. En ook dan moest uiterste geheimhouding in acht worden genomen. Verstrekkende implicaties voor de hele medische wetenschap, maar vooral ook voor de farmaceutische wetenschap, wanneer misschien wel een nu nog onbekend deel van alle farmaceutische producten overbodig zouden worden.
Kort gezegd: misschien was het wel raadzaam helemaal niets over deze toevallige ontdekking bekend te maken.
Wesley Bronston had het iedereen gemakkelijk gemaakt. De geheimhoudings-verklaring, die iedereen in zijn 3D communicator kon lezen beoogde niet anders dan een communicatiestilte naar buiten tot aan het moment dat de initiatiefnemers het erover eens waren dat het eindresultaat van het onderzoek eenduidig was geformuleerd. Het doel was vanzelfsprekend: wat het ook was dat ze zouden ontdekken, er moest pas over gepubliceerd worden nadat onomstotelijk vast zou staan dat ze niet met het een of andere artefact te maken hadden en zich door publicatie ervan onsterfelijk belachelijk zouden maken. Stel je voor, het ging hier mogelijk om een ongelooflijke levensverlenging. Weliswaar was hier sprake van een hond en niet van een mens. Bovendien moest nog worden vastgesteld dat deze hond hierdoor inderdaad aan een nieuw en lang leven begon. Hoe dan ook, hoopvol was het en buitengewoon interessant. Iedereen was het met deze geheimhoudingsverklaring eens en bevestigde dat. Wesley Bronston zag in gedachten zijn ster rijzen in de wetenschappelijke wereld.
Judith Krantz dacht aan het gesprek dat ze kort geleden met Brian Uliger had gehad en hoe ze zich eigenlijk plotseling bewust was geworden van het feit dat zijzelf eigenlijk ook geen verouderingstekenen vertoonde. Weliswaar was ze nu nog jong genoeg. Het zou nog niemand erg zijn opgevallen, behalve dat iemand die haar goed kende misschien af en toe dacht: ‘Judith hoe komt het toch dat je er altijd zo jong en stralend uitziet?’ Een vraag die haar tot nu toe overigens nooit gesteld was en waarmee ze zich eigenlijk ook nooit bezig hield.
Er werd besloten dat Nils Bexon en Lars Havers wekelijks enkele dagdelen mee zouden werken aan het onderzoek naar de veranderde anatomische en fysiologische kenmerken van de Ierse setter en dat deze regeling in stand zou blijven tot het de eindrapportage gereed was. Lars Havers zou, indien de gelegenheid zich voordeed, andere terminale dieren aanbrengen, waarvan de eigenaren ervan afzagen aanwezig zijn bij het inslapen. Lars wist te vertellen dat ongeveer één op de vier eigenaren het sterven van hun lieveling emotioneel niet aankonden. Een probleem waar hij echter wel de aandacht op vestigde was de vraag wat er met de dieren moest gebeuren, nadat ze door de teleportatie gered waren. ‘Ik heb daar misschien wel een bruikbaar idee over,’ zei Wesley Bronston, ‘maar op dit moment kunnen we besluiten daarover nog even voor ons uit schuiven.
Stevige afspraken waren er gemaakt over het voorlopig zwijgen over dit project. Er waren echter geen afspraken gemaakt met betrekking tot het toepassen van de eindresultaten, wat misschien beter wel had kunnen gebeuren.
Overigens had Judith nog een gedachte die aan haar geweten knaagde. De teleportatiemachine was jaren geleden in zijn oorspronkelijke vorm eigenlijk ontworpen in het bedrijf van haar goede vriend Brian Uliger. Brian had er zelf ook een flink aandeel in gehad. De verfijningen die ertoe hadden geleid dat een levend wezen, weliswaar gedrogeerd, kon worden geteleporteerd was het werk van Judith zelf. Een en ander overwegend vroeg Judith zich af of ze eigenlijk Brian niet moest betrekken bij dit project. Razendsnel dacht ze na over eventuele argumenten die voor het betrekken van Brian bij dit onderzoek zouden zijn. Zeker was dat Brian het zonder twijfel buitengewoon interessant zou vinden en dat hij alleen al op grond daarvan bereid zou zijn een belangrijk deel van de benodigde financiële middelen te sponsoren. Ze stond op van haar stoel aan de vergadertafel in de kamer van Wesley Bronston en zette haar handen op het tafelblad, terwijl ze de kring rond keek. Er viel een stilte en alle ogen richtten zich op Judith. ‘Ik wil graag even jullie aandacht voor het volgende,’ Judith had moeite haar enthousiasme in toom te houden en een kalme en beheerste indruk te maken. Nils Bexon, die haar al jaren door en door kende, keek van terzijde naar haar en knikte zachtjes goedkeurend.
‘Ik vermoed dat Brian Uliger, met wie ik indertijd samen de eerste versie van de teleportatiemachine heb ontwikkeld, heel graag zal willen participeren in dit project. Ik weet nu al zeker dat alleen voldoende grootschalig onderzoek de benodigde betrouwbare resultaten zal opleveren en ik weet ook zeker…’ ze keek nu Wesley Bronston aan, ‘dat dergelijk onderzoek ver boven het daarvoor beschikbare universitaire budget uit zal gaan. Het lijkt mij dan ook heel verstandig Brian Uliger op zo kort mogelijke termijn uit te nodigen.’
Bronston keek aanvankelijk een beetje zuur. Hij had gehoopt helemaal alleen bovenaan dit project te kunnen staan, maar hij zag in dat de financiële middelen voor wetenschappelijk onderzoek van de faculteit diergeneeskunde waarschijnlijk binnen zeer korte tijd uitgeput zouden zijn en in gedachten hoorde hij de verwijten van collega’s al die hij voorlopig sowieso al niet veel wijzer zou kunnen maken omtrent het doel van het onderzoek, want dan lag het hele verhaal binnen de kortste keren op straat. Geheimzinnigdoenerij was in universitaire kringen vaker gewoonte dan uitzondering, wanneer iemand iets sensationeel nieuws meende te hebben. In dit geval wist Bronston dat uitlekken waarschijnlijk een definitief einde aan zijn participatie zou betekenen. Brian Uliger was natuurlijk ervaren in het beschermen van nieuwe ideeën. Met enige afgunst in de geest moest Wesley erkennen dat Brian Uliger waarschijnlijk de beste kans bood op succes met dit project. Hij stemde in.
Judith beloofde Brian op de hoogte te stellen en uit te nodigen voor de volgende bijeenkomst. In het laboratorium van Wesley werd dadelijk begonnen met het opstellen van een uitgebreid onderzoeksprotocol.
Tegen negen uur in de avond sloot Wesley Bronston de deur van zijn afdeling met een hoofd vol weliswaar gemengde – maar toch heel hoopvolle gevoelens.
Judith, Nils en Lars waren samen naar buiten gegaan. Lars had gegroet en was naar huis gegaan. Judith was met Nils blijven staan praten tot Lars verdwenen was. ‘Wij moesten samen nog maar even iets gaan drinken,’ zei Judith, terwijl ze Nils doordringend aankeek.
Nils knikte nadenkend: ‘Ja, goed idee Judith. Komt Jesse ook weer naar huis?’
Judith knikte. ‘Mooi, want het lijkt me goed als hij volledig betrokken wordt bij alles wat er nu gaat gebeuren.
Eternal Mitosis, hoofdstuk 5
5.
‘Jongens, ik heb hier een aanvraag voor een onderzoek,’ Ronald Walters, doorgaans voorzitter bij de brainstormsessies van het bonte gezelschap van zeven whizzkids, die samen N.I.C. de Neuro Imaging Company vormden, stond bij de tafel, waaromheen iedereen met een beker koffie of thee zojuist was gaan zitten. De gesprekken vielen even stil en alle ogen waren op Ronald gericht. Voor hij echter verder kon spreken sprak Judith Krantz: ‘Nou, dat werd tijd, eindelijk iets nieuws. Ik hoop dat het de moeite waard is.’
Nils Bexon, neuroloog en ontwikkelaar, legde zijn hand op Judiths arm: ‘Wacht nou even Juud, laat Ronald nou eerst even vertellen wat hij heeft.’ Judith knikte ongeduldig.
Ronald Walters vervolgde: ‘Het gaat over het gebruik van ons teleportatietoestel voor het snelvervoer van levende have.’
Judith Krantz wilde alweer reageren, maar Ronald Walters stak zijn hand op. ‘Ik weet wat je zeggen wil Judith. Het leidt tot volkomen geestelijke verwoesting, zoals indertijd bij het transporteren van Cecil Hoyt is gebleken. De vraag is echter of teleportatie mogelijk is in volkomen bewusteloze toestand.
Judith Krantz was nu opgestaan: ‘Je weet toch dat ik een paar keer in volkomen bewusteloze toestand geteleporteerd ben en dat ik daarvan geen hinder heb ondervonden. Maar om nou telkens buiten westen te moeten raken om geteleporteerd te kunnen worden lijkt me toch een beetje onwenselijk.’
‘Ja, Judith,’ Ronald Walters ging onverstoorbaar verder, ‘de vraag komt van een van de universiteitsklinieken. Ze hebben het idee geopperd dat het teleporteren van mensen die door een ongeluk levensgevaarlijk gewond zijn geraakt levensreddend zou kunnen zijn. Die mensen zouden dan ter plaatse om pijn te verminderen in een kunstmatig coma gebracht kunnen worden, als ze al door het ongeval niet in coma zijn.’
Judith wilde alweer reageren, maar Ronald Walters ging grinnikend verder. ‘Speciaal om jou gerust te stellen hebben ze contact opgenomen met de faculteit diergeneeskunde om te overleggen of het ook mogelijk zou zijn de proeven eerst met dieren uit te voeren. Het is niet zo heel erg ingrijpend een gewond dier te verdoven en vervolgens binnen een seconde op de operatietafel te brengen, waar direct aan het herstel kan worden gewerkt. Nou, Judith, wat vind je ervan?’
Judith Krantz keek het kringetje aan de tafel rond en zei: ‘Briljant plan, Ronald, daar wil ik heel graag bij betrokken worden en misschien is het een goed idee om niet af te wachten tot er gewonde dieren als gevolg van ongelukken beschikbaar zijn.’
‘Hoe bedoel je?’ Ronalds stem klonk licht geïrriteerd.
‘Nou,’ ging Judith nu heel kalm verder, ‘Iemand komt met zijn huisdier bij de dierenarts en er blijkt voor het welzijn van het beestje toch een iets ingrijpender behandeling noodzakelijk te zijn dan de dierenarts zelf kan uitvoeren. Zelf geeft de dierenarts de narcose en vervolgens wordt het dier naar de operatietafel in de diergeneeskundige faculteit geteleporteerd.’
Rondom werd instemmend gereageerd.
‘Dank je Judith,’ zei Ronald Walters met een glimlach een lichte buiging naar Judith makend. ‘We zijn natuurlijk niet anders gewend van je, maar dit voorstel is inderdaad de meest praktische en minst gevaarlijke oplossing voor het testen van de methode. Ik denk dat de dierenarts die altijd onze brave Labrador behandelt wel mee wil werken. Nils, zou jij dan samen met Judith dit onderzoek willen opzetten. Ik geef jullie de adresgegevens van de dierenkliniek waar wij altijd komen en ik zal de dierenarts laten weten dat jullie contact opnemen.’
De betreffende diergeneeskundige kliniek bleek niet ver uit de buurt te liggen en bovendien kon Nils zich de dierenarts uit zijn studietijd herinneren, omdat ze in hetzelfde dispuut hadden gezeten.
De ontvangst was hartelijk en informeel genoeg voor Judith om zich direct thuis te voelen. ‘Lars Havers,’ stelde de man zich voor, maar Lars is voldoende om mijn aandacht te trekken. Jullie treffen het trouwens, want ik heb niet elke dag een patiënt die naar de faculteit moet, maar gisteren heb ik een Ierse setter binnengekregen die een nachtje bij ons geslapen heeft en die een paar grote tumoren in de melklijsten heeft. Dat komt nogal eens voor bij setter teven. In dit geval zijn er al zoveel uitzaaiingen in de ribben dat ik eigenlijk denk dat de jongens van de universiteit er ook niet meer zoveel mee kunnen, maar je weet maar nooit en het is natuurlijk voor jullie een ideaal proefdier.’ Hij knikte Judith en Nils bemoedigend toe. ‘Ik zal het arme dier even halen.’ Hij liep de spreekkamer uit om even later terug te komen met een vermoeid ogende setter die al wat grijs rond de snuit was en waaraan onderaan de buik duidelijk te zien was dat er veel was gegroeid dat er vermoedelijk niet thuishoorde. Het dier kreunde toen de dierenarts het voorzichtig op zijn behandeltafel tilde.
‘Gisteravond hebben we het teleportatieapparaat op de faculteit al klaargezet. Hier heb je een marker, waarmee de faculteit op deze hond kan focussen. Je kunt hem gewoon vlak naast de hond leggen.’ Nils pakte zijn 3D communicator. Na enkele seconden stond het hologram van hoogleraar dierenoncologie Wesley Bronston in de spreekkamer. ‘Hi Wesley,’ zei Lars Havers tegen zijn vroegere hoogleraar. ‘Ik heb hier een ingewikkeld probleem voor je. Ik heb haar al narcose gegeven.’
‘Oké,’ zei Bronston, ‘Laat me dat beestje maar eens bekijken.’
De zieke setter lag nu op haar zij op de behandeltafel. Het hologram van Bronston liep er omheen en bekeek het dier. ‘Dat ziet er inderdaad niet heel erg bemoedigend meer uit,’ sprak hij bezorgd. ‘We zullen haar hierheen halen en zien wat we voor haar kunnen doen. Ik heb overigens geen ervaring met teleportatie apparaten. Zeg maar wat ik doen moet.
‘Ik zie dat je nu precies op de juiste plek bij het teleportatieapparaat staat.’ Judith nam nu de leiding terwijl Lars en Nils geïnteresseerd toekeken. Alles wat geobserveerd moest worden was helder in het zicht: de behandeltafel met de hond in de spreekkamer van de dierenarts alsook het teleportatie apparaat op de universiteit.
‘Het enige wat je hoeft te doen is op de rode knop bij je rechterhand drukken en dan ligt deze doodzieke hond voor je op het apparaat. Eenvoudig, nietwaar? Judiths stem klonk enthousiast. Bronston knikte aandachtig en drukte op de rode knop. Op het zelfde moment zagen ze de hond op de behandeltafel voor zich in hoog tempo doorzichtig worden om binnen een seconde te verschijnen in de universiteitskliniek. Ze zagen hoe Bronston zijn hand op de linkerflank van de hond legde.
Bronston keek nu zijn collega dierenarts aan. ‘Weet je zeker dat je de juiste hond hierheen hebt gestuurd?’ Vroeg hij na enkele seconden.
Lars Havers schudde verward met zijn hoofd. ‘Wat bedoel je Wesley? Natuurlijk weet ik dat zeker. Je hebt de hond hier trouwens kunnen zien verdwijnen en bij jou weer verschijnen.
De mensen van N.I.C. die hier naast me staan hebben toegekeken en duidelijk gezien waarom dit arme beest zo ziek is. Trouwens, je hebt het zo-even zelf ook gezien.
Bronstons hand lag nog steeds op de flank van de hond voor hem. Hij schudde zachtjes met zijn hoofd. ‘Dan is er onderweg hierheen iets heel vreemds gebeurd,’ zei hij, ‘want ik heb hier voor me een Ierse setter die diep ligt te slapen en waarvan ik het hartje rustig voel kloppen, maar tumoren zie ik op dit moment in elk geval niet. Ik denk dat jullie maar even zo vlug mogelijk hierheen moeten komen, want we hebben hier nu te maken met iets wat in mijn ogen onmogelijk waar kan zijn. O, wacht even. Ik neem aan dat je de gegevens van de identificatie chip van dit beestje hebt. Kijk daar eens naar.’
Last Havers liep naar zijn computer en opende de file die hij van de setter had. ‘Ik stuur de gegevens nu naar je toe Wesley.’
Met de ogen wijd open van verbijstering keerde Lars zich weer naar Nils en Judith.
‘Kun je hier nu weg?’ wilde Nils weten. Lars Havers knikte, ‘Ik had deze middag helemaal voor jullie vrij gehouden. Laten we maar naar de faculteit gaan om te zien wat er gebeurd is.
We komen er nu onmiddellijk aan Wesley.’
Bronston knikte en verbrak de verbinding.
Het automatisch stadsvervoer bracht hen in twintig minuten bij de faculteit diergeneeskunde, waar direct de deur werd geopend en een tamelijk opgewonden coassistent van Bronston hen naar de operatiekamer bracht.
Met de handen in de lucht kwam Wesley Bronston op hen af. Hij schudde Judith en Nils de hand en bleef met gespreide armen voor zijn vroegere student Lars Havers staan.
‘Goeie God Havers, ik heb in het verleden heel wat met je meegemaakt, want je verzon in je studententijd altijd de raarste fratsen, maar vandaag heb je jezelf echt overtroffen.’
Lars Havers keek zijn vroegere hoogleraar met opgetrokken wenkbrauwen en omhoog getrokken schouders aan. ‘Echt, Wesley, dit is echt de zelfde hond die je bij mij op de tafel zag liggen. Ik sta hier volkomen voor een raadsel.’
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’ Wesley Bronston maakte een armgebaar om allen mee te gebaren naar het teleportatieapparaat waar de setter nog steeds onder narcose lag. Ze liepen met hem mee.
Aarzelend liep Lars Havers op de hond af. Zijn hele houding verried totale verbijstering toen hij met zijn hand langs de buik van de hond ging en geen enkele verdikking voelde die op de aanwezigheid van tumoren zou kunnen duiden.
‘Dit is echt onmogelijk,’ zei hij hees. ‘Er zaten twee tumoren in de rechter melklijst die open waren, waar af en toe een beetje pus en bloed uit liep. Ik had dit arme beestje afgeschreven of in het gunstigste geval dat jullie er hier nog wat mee konden.’ Hij schudde zijn hoofd.
Met gespreide handen wendde hij zich tot Bronston die op enkele passen afstand was blijven staan. ‘Ik heb je blijkbaar een gezonde hond gestuurd, maar ik begrijp hier niets van.’
Wesley Bronston stond langzaam met zijn hoofd te knikken in de richting van zijn oud student. ‘Vind je het goed dat we hier wat diepgravend onderzoek aan dit beestje doen Lars? Jij en ik zullen toch in ieder geval willen weten wat hier aan de hand is en welke onwaarschijnlijke mutaties in dit beestje hebben plaats gevonden. Trouwens, ik heb net de identificatiechip van dit beestje uitgelezen. Het zijn precies dezelfde gegevens als die je mij daarstraks stuurde. Het moet dezelfde hond zijn.
‘Ik gooi mijn praktijk een paar dagen dicht. Kun je met je vervolgonderzoeken wachten tot morgenochtend negen uur, want ik wil er niets van missen.’
‘Wij eigenlijk ook niet,’ zei Nils Bexon.
Voor één keer knikte Judith alleen maar enthousiast instemmend.
Eternal Mitosis Hoofdstuk 4
4.
‘Will Carter, dat is een poos geleden man, leuk je te zien.’ Brian Uliger legde zijn 3D communicator voor zich op de lage tafel, terwijl hij het hologram van Carter vriendelijk toeknikte.
Het beeld trilde en haperde een beetje. ‘Ben je in een geïsoleerde ruimte Will, de verbinding is onstabiel?’ vroeg Brian. Plotseling werd het beeld echter stabiel. Tegenover hem zat William Carter. Hij zag er onrustig en vermoeid uit.
‘Het spijt me als ik je stoor Brian,’ hoorde Uliger hem zeggen, hoewel er erg veel ruis in het geluid zat.
Brian Uliger keek het ietwat verwarde hologram van William Carter tegenover hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Je lijkt met niet helemaal op je gemak Will. Je geluid is ook niet goed,’ Hij aarzelde.
Carter was rechtop gaan zitten en keek hem nu aan. ‘Ja, Brian, je hebt gelijk. Mijn 3D communicator is op dit ogenblijk een goedkoop prepaid apparaatje waarmee ik niet kan worden gevolgd.’
Brian Uliger was nu rechtop gaan zitten. ‘Maar wat is er in vredesnaam aan de hand jongen. Ik hoor en lees de laatste weken niets anders dan geweldige succesverhalen van jullie. Jullie hebben de telomeren puzzel opgelost, de nieuwe klanten stromen toe. Jullie hebben een heel oude productiefout in het menselijk lichaam opgelost. Ik was juist van plan jullie weer eens op te zoeken. Tenslotte ben ik van oorsprong ook farmacoloog en ik ben van mening dat jullie een ongelooflijke prestatie hebben geleverd.’
Carter zat nerveus met zijn hoofd te knikken. ‘Ja, ja, daar heb je wel gelijk in Brian, het is ook een geweldige kans voor het menselijk welbevinden. We hebben het middel gevonden waarmee zonder dat het gevaar oplevert voor ongewenste mutaties in het DNA de telomeren zich voor langere tijd herstellen. Zeer tegen onze zin heeft de financiële man, Camden, die we enkele jaren terug hebben aangesteld een wat ons betreft waanzinnig hoge prijs voor het nieuwe middel vastgesteld. Ook is het zo dat er elke maand een injectie moet worden gegeven. Als daarin een onderbreking komt treedt juist de tegengestelde werking op. Als een patiënt eenmaal begonnen is met de injecties moet hij ermee doorgaan, anders treedt een versnelde veroudering door een versneld afbrokkelen van de telomeren op. Je zou dat kunnen zien als een verslaving. Alex en ik hebben geprobeerd Camden uit te leggen dat het middel inderdaad een prachtig succes genoemd mag worden, maar dat het immoreel is om het nu al voor algemeen gebruik op de markt te brengen als we niet verder gaan met onderzoek. Wij vinden dat de toepassing voorlopig beperkt behoort te worden tot oudere mensen bij wie de verouderingsprocessen tot levensbedreigende situaties leiden.’
Brian Uliger keek zijn rusteloos ogende collega aan en wreef over zijn kin. ‘Tja Will,’ zei hij, ‘jullie zijn tegen een van de oudste morele strijdpunten van de farmacie aan gelopen. Zelf ben ik vroeger ook een aantal keren in botsing gekomen met Cecil Hoyt, je herinnert je hem vast nog wel, mijn vroegere partner. Fancy prijzen vragen voor middelen die eigenlijk helemaal zo duur niet hoeven te zijn, maar waarvan mensen afhankelijk worden. Nadat Hoyt onder tamelijk ongelukkige omstandigheden arbeidsongeschikt raakte, iets meer dan tien jaar geleden, heb ik besloten onze farmaceutische tak te verkopen. Nou ja, dat weet je, want Alex Fowler en jij hebben toen de zaak overgenomen.’
‘Er gebeurt nu weer precies hetzelfde,’ Carter schudde vertwijfeld met zijn hoofd. ‘Camden heeft nu de heksenjacht geopend op alles en iedereen die zijn kip met de gouden eieren, zoals hij het noemt, zou kunnen bedreigen. De vent is gewoon paranoïde. Hij heeft de controle op alle mensen binnen het bedrijf tot het uiterste opgevoerd. Alex en ik hebben geen toegang meer tot onze laboratoria, maar ons onderzoek is niet klaar. Camden heeft de macht in ons bedrijf naar zich toe getrokken. Hij heeft ons volledig buiten spel gezet. De grootschalige productie van het nieuwe gemodificeerde telomerase heeft hij in handen gegeven van een paar jonge farmaceuten die hij zelf in dienst genomen heeft. Alex en ik hebben niet eens kennis met die lui kunnen maken. De enige plekken binnen het bedrijf waar wij nu nog kunnen komen zijn onze werkkamers, maar volgens mij is hij bezig onze toegang tot ons eigen bedrijf helemaal te blokkeren. Het enige probleem dat hij daarbij heeft is dat bijna het hele personeel op onze hand is, maar ik heb al gehoord dat veel mensen weg willen. Je begrijpt, Brian, dat we wanhopig zijn. Ons prachtige bedrijf, waar we trots op zijn verandert in een beschamende fabriek waar uitsluitend een duur en verslavend verjongingsmiddel wordt gemaakt.’ Carter staarde zwijgend voor zich uit.’
‘Ik moet zeggen dat ik dit niet had verwacht.’ Brian Uliger schudde peinzend zijn hoofd. ‘En weet je, er is ook verbazend weinig dat ik kan doen, behalve naar jou en Alex luisteren en met jullie meedenken. Graaiers als Ronald Camden hebben doorgaans alles om hen heen waterdicht juridisch dichtgespijkerd. Elke voor hem bedreigende actie zal onmiddellijk met heel veel pijnlijke tegenmaatregelen worden afgestraft.’ Brian Uliger stond op. ‘Luister Will, laat ik dit zeggen. Ik ken uit ervaring het machteloze rotgevoel waar jullie nu mee rondlopen. Ik kan je niet beloven dat ik jullie kan helpen, maar ik ken wel mensen die ongelooflijk creatief zijn. Ik wil best proberen een soort brainstormsessie met enkelen van hen te organiseren. Je moet alleen niet verwachten dat ik dat heel snel kan regelen. Weet je wat? Kom voorlopig een keer in de week bij me langs om me op de hoogte te houden. Overigens raad ik je aan wel elke keer een andere prepaid te gebruiken.’ Hij stak zijn hand op bij wijze van groet en zag dat Carter opgelucht ademde en eveneens zijn had op stak. ‘Dank je Brian,’ zei hij.
Het contact werd verbroken.
Brian Uliger liep naar de kast die achterin zijn woonkamer tegen de wand stond. Hij pakte een whiskytumbler en een halfvolle fles whisky waaruit hij zichzelf een bodempje inschonk. Met het glas in de hand ging hij voor het grote raam staan dat uitkeek op het dakterras van zijn appartement. Er viel de hele middag al een druilerige regen. Peinzend keek hij naar de grijze wereld buiten.
‘Hoe was het toch mogelijk dat graaiers met uitsluitend de hebberige begeerte naar geld alles wat goed en creatief was zo grondig konden verpesten terwijl ze toch altijd weer kans zagen zich door de wet te laten beschermen. Gesanctioneerde diefstal, dat was het. Brian knikte en nam een klein slokje van zijn whisky.4.
‘Will Carter, dat is een poos geleden man, leuk je te zien.’ Brian Uliger legde zijn 3D communicator voor zich op de lage tafel, terwijl hij het hologram van Carter vriendelijk toeknikte.
Het beeld trilde en haperde een beetje. ‘Ben je in een geïsoleerde ruimte Will, de verbinding is onstabiel?’ vroeg Brian. Plotseling werd het beeld echter stabiel. Tegenover hem zat William Carter. Hij zag er onrustig en vermoeid uit.
‘Het spijt me als ik je stoor Brian,’ hoorde Uliger hem zeggen, hoewel er erg veel ruis in het geluid zat.
Brian Uliger keek het ietwat verwarde hologram van William Carter tegenover hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Je lijkt met niet helemaal op je gemak Will. Je geluid is ook niet goed,’ Hij aarzelde.
Carter was rechtop gaan zitten en keek hem nu aan. ‘Ja, Brian, je hebt gelijk. Mijn 3D communicator is op dit ogenblijk een goedkoop prepaid apparaatje waarmee ik niet kan worden gevolgd.’
Brian Uliger was nu rechtop gaan zitten. ‘Maar wat is er in vredesnaam aan de hand jongen. Ik hoor en lees de laatste weken niets anders dan geweldige succesverhalen van jullie. Jullie hebben de telomeren puzzel opgelost, de nieuwe klanten stromen toe. Jullie hebben een heel oude productiefout in het menselijk lichaam opgelost. Ik was juist van plan jullie weer eens op te zoeken. Tenslotte ben ik van oorsprong ook farmacoloog en ik ben van mening dat jullie een ongelooflijke prestatie hebben geleverd.’
Carter zat nerveus met zijn hoofd te knikken. ‘Ja, ja, daar heb je wel gelijk in Brian, het is ook een geweldige kans voor het menselijk welbevinden. We hebben het middel gevonden waarmee zonder dat het gevaar oplevert voor ongewenste mutaties in het DNA de telomeren zich voor langere tijd herstellen. Zeer tegen onze zin heeft de financiële man, Camden, die we enkele jaren terug hebben aangesteld een wat ons betreft waanzinnig hoge prijs voor het nieuwe middel vastgesteld. Ook is het zo dat er elke maand een injectie moet worden gegeven. Als daarin een onderbreking komt treedt juist de tegengestelde werking op. Als een patiënt eenmaal begonnen is met de injecties moet hij ermee doorgaan, anders treedt een versnelde veroudering door een versneld afbrokkelen van de telomeren op. Je zou dat kunnen zien als een verslaving. Alex en ik hebben geprobeerd Camden uit te leggen dat het middel inderdaad een prachtig succes genoemd mag worden, maar dat het immoreel is om het nu al voor algemeen gebruik op de markt te brengen als we niet verder gaan met onderzoek. Wij vinden dat de toepassing voorlopig beperkt behoort te worden tot oudere mensen bij wie de verouderingsprocessen tot levensbedreigende situaties leiden.’
Brian Uliger keek zijn rusteloos ogende collega aan en wreef over zijn kin. ‘Tja Will,’ zei hij, ‘jullie zijn tegen een van de oudste morele strijdpunten van de farmacie aan gelopen. Zelf ben ik vroeger ook een aantal keren in botsing gekomen met Cecil Hoyt, je herinnert je hem vast nog wel, mijn vroegere partner. Fancy prijzen vragen voor middelen die eigenlijk helemaal zo duur niet hoeven te zijn, maar waarvan mensen afhankelijk worden. Nadat Hoyt onder tamelijk ongelukkige omstandigheden arbeidsongeschikt raakte, iets meer dan tien jaar geleden, heb ik besloten onze farmaceutische tak te verkopen. Nou ja, dat weet je, want Alex Fowler en jij hebben toen de zaak overgenomen.’
‘Er gebeurt nu weer precies hetzelfde,’ Carter schudde vertwijfeld met zijn hoofd. ‘Camden heeft nu de heksenjacht geopend op alles en iedereen die zijn kip met de gouden eieren, zoals hij het noemt, zou kunnen bedreigen. De vent is gewoon paranoïde. Hij heeft de controle op alle mensen binnen het bedrijf tot het uiterste opgevoerd. Alex en ik hebben geen toegang meer tot onze laboratoria, maar ons onderzoek is niet klaar. Camden heeft de macht in ons bedrijf naar zich toe getrokken. Hij heeft ons volledig buiten spel gezet. De grootschalige productie van het nieuwe gemodificeerde telomerase heeft hij in handen gegeven van een paar jonge farmaceuten die hij zelf in dienst genomen heeft. Alex en ik hebben niet eens kennis met die lui kunnen maken. De enige plekken binnen het bedrijf waar wij nu nog kunnen komen zijn onze werkkamers, maar volgens mij is hij bezig onze toegang tot ons eigen bedrijf helemaal te blokkeren. Het enige probleem dat hij daarbij heeft is dat bijna het hele personeel op onze hand is, maar ik heb al gehoord dat veel mensen weg willen. Je begrijpt, Brian, dat we wanhopig zijn. Ons prachtige bedrijf, waar we trots op zijn verandert in een beschamende fabriek waar uitsluitend een duur en verslavend verjongingsmiddel wordt gemaakt.’ Carter staarde zwijgend voor zich uit.’
‘Ik moet zeggen dat ik dit niet had verwacht.’ Brian Uliger schudde peinzend zijn hoofd. ‘En weet je, er is ook verbazend weinig dat ik kan doen, behalve naar jou en Alex luisteren en met jullie meedenken. Graaiers als Ronald Camden hebben doorgaans alles om hen heen waterdicht juridisch dichtgespijkerd. Elke voor hem bedreigende actie zal onmiddellijk met heel veel pijnlijke tegenmaatregelen worden afgestraft.’ Brian Uliger stond op. ‘Luister Will, laat ik dit zeggen. Ik ken uit ervaring het machteloze rotgevoel waar jullie nu mee rondlopen. Ik kan je niet beloven dat ik jullie kan helpen, maar ik ken wel mensen die ongelooflijk creatief zijn. Ik wil best proberen een soort brainstormsessie met enkelen van hen te organiseren. Je moet alleen niet verwachten dat ik dat heel snel kan regelen. Weet je wat? Kom voorlopig een keer in de week bij me langs om me op de hoogte te houden. Overigens raad ik je aan wel elke keer een andere prepaid te gebruiken.’ Hij stak zijn hand op bij wijze van groet en zag dat Carter opgelucht ademde en eveneens zijn had op stak. ‘Dank je Brian,’ zei hij.
Het contact werd verbroken.
Brian Uliger liep naar de kast die achterin zijn woonkamer tegen de wand stond. Hij pakte een whiskytumbler en een halfvolle fles whisky waaruit hij zichzelf een bodempje inschonk. Met het glas in de hand ging hij voor het grote raam staan dat uitkeek op het dakterras van zijn appartement. Er viel de hele middag al een druilerige regen. Peinzend keek hij naar de grijze wereld buiten.
‘Hoe was het toch mogelijk dat graaiers met uitsluitend de hebberige begeerte naar geld alles wat goed en creatief was zo grondig konden verpesten terwijl ze toch altijd weer kans zagen zich door de wet te laten beschermen. Gesanctioneerde diefstal, dat was het. Brian knikte en nam een klein slokje van zijn whisky.
Eternal mitosis Hoofdstuk 3
3.
George Banner legde zijn 3D communicator rechts naast zich op het grote werkblad. Tegenover hem was op nog geen meter afstand de nu nog lege wand die hij met een stemcommando in het grote scherm van het veiligheidscomputersysteem kon laten veranderen. ‘3D communicator William Carter,’ sprak hij in de richting van de muur. Voor hem, tussen personeelsleden in de kantine, stond nu William Carter met een glas in zijn hand met een strakke blik in zijn ogen. Naast hem stond Alex Fowler.
‘Vooruit Alex,’ William legde zijn hand op de schouder van zijn compagnon. ‘Wij zijn vandaag in een feestelijke stemming, weet je nog? Nou ja, die stemming was in elk geval feestelijk tot we dat hersenloze gebekvecht met Camden daarstraks hadden.’
George Banner, hoofd beveiliging, ging rechtop achter zijn bureau zitten. ‘Opname,’ zei hij in de richting van het beeld op de wand dat nu drie dimensionaal was geworden en de hele ruimte vulde. De heren hadden dus ruzie met elkaar gekregen en daarom had Camden hem natuurlijk opgedragen ze in de gaten te houden. Banner schudde zachtjes zijn hoofd. Ondanks het feit dat hij al sedert de begintijd van dit bedrijf de beveiliging verzorgde had hij een grondige hekel aan onnodig wantrouwige mensen; en Camden was wantrouwig, paranoïde leek hij af en toe wel. Om die reden had Camden ook bevolen dat de 3D communicators van alle personeelsleden onmiddellijk in verbinding stonden met het bureau van de beveiliging. Carter en Fowler hadden zich daartegen verzet, maar Camden had zijn zin doorgedreven met de belofte dat in elke 3D communicator een led zou gaan knipperen en een piepsignaaltje te horen zou zijn als de beveiliging de verbinding met die betreffende communicator maakte en elk woord en elke beweging van de eigenaar van die communicator kon volgen zonder dat die volger overigens zelf te zien was. Carter en Fowler hadden om die reden schoorvoetend ingestemd in de overtuiging dat iedereen dan tenminste kon zien en horen wanneer hij of zij gevolgd werd en eventueel de communicator kon uitschakelen.
Camden had er echter opdracht gegeven de waarschuwingsfunctie alleen op zijn eigen toestel te programmeren. De communicators van Carter en Fowler hadden natuurlijk geen volgfunctie, had Camden beloofd. Dat vormde in Camdens geest echter een te groot risico. Hij kon iedereen laten volgen op elke plek waar de 3D communicator meegenomen werd en aan stond. Iets waar hij en Banner alleen van op de hoogte waren.
Banner was de enige man buiten Camden die afwist van de bijzondere programmering van de communicators, die alle werknemers dagelijks bij zich hadden en die ook verplicht aan moest staan, althans dat was een voorwaarde die ondertekend moest worden wanneer een werknemer in dienst trad van G.T.C.
Camden had hierover een tamelijk langdurig – en overwegend eenzijdig gesprek met Banner gevoerd. Hij had daarbij duidelijk gemaakt dat hij altijd bezorgd was over het mogelijk lekken van bedrijfsgegevens. ‘Wij zijn een bedrijf dat unieke farmaceutische producten ontwikkelt, begrijp je Banner? Als kennis weglekt en een concurrent gaat ermee aan de haal, dan is het leed voor G.T.C. niet te overzien.’ Hij had Banner ernstig aangekeken en Banner had ijverig geknikt. ‘Je positie hier hangt helemaal af van geheimhouding over de instelling van de communicators. Niemand maar dan ook niemand mag dit weten. Mijn mededirecteuren stel ik zelf wel op de hoogte.’ En terwijl hij Banner naar de deur van zijn kantoor begeleidde zei hij nog eens met nadruk: ‘dus je weet wat je te doen staat en waarover wel en niet gesproken wordt.’ Banner had geknikt. ‘Zeker meneer Camden,’ had hij gezegd, maar terwijl hij de gang uitliep had hij over de hele geheimzinnigdoenerij van Camden toch een vervelende twijfel gevoeld.
George Banner was zijn carrière ooit begonnen bij de politie. Hij was een intelligente man en het recherche vak was hem op het lijf geschreven. Na enkele jaren bij de politie merkte hij echter dat het eeuwige probleem van die overheidsdienst nooit zou worden opgelost. Altijd zou er te veel werk door te weinig mensen gedaan moeten worden en altijd zou er heel weinig tijd voor vrouw en kinderen zijn als je eindelijk heel laat doodmoe thuiskwam.
Bij G.T.C. was hij gevraagd te solliciteren. Waaraan hij dat te danken had wist hij toen niet. Later wel. Toen had hij via via vernomen dat zijn hoofcommissaris een vriendje was van Camden. Blijkbaar had Camden zijn vriendje gevraagd of hij misschien een geschikte topman voor de beveiliging van het nieuwe bedrijf wist. Banner had het toen allang prachtig gevonden. Mooie regelmatige werktijden. Tijd voor vrouw en kinderen. Kon hij in de weekenden zich bezig houden met de sportieve ontwikkeling van zijn twee zoontjes.
In het begin was dat ook zo geweest, maar Camden had zelf de organisatie van de beveiligingsdienst naar zich toe getrokken. In het begin had hij Banner er nog wel bij betrokken, zogenaamd om zijn advies te vragen. Banner had echter al snel gemerkt dat Camden een volledig eigen koers voer en dat het in feite helemaal niets uitmaakte wat hij adviseerde. Camden knikte aandachtig, deed alsof hij naar hem luisterde en deed vervolgens wat hij zelf wilde. En wat Camden wilde was zoveel mogelijk automatisering en zo weinig mogelijk personeel. Het kwam erop neer dat de hele beveiligingsdienst uit drie man bestond en een ongelooflijke berg kostbare apparatuur die het mogelijk maakte om ieder van de rond honderdvijftig personeelsleden van G.T.C. vierentwintig uur per dag te monitoren. Dat monitoren was de taak van George Banner. Zijn personeelsleden Frank Burns en Roger Hamilton onderhielden de techniek en implementeerden af en toe nieuwere versies van de bewakingsprogramma’s die ze zelf ontwikkelden. Natuurlijk hadden Burns en Hamilton filter algoritmen geprogrammeerd, waardoor echte privé zaken goeddeels werden weg gefilterd. Anders was er helemaal geen beginnen aan, maar door het voortdurend groeiende wensenpakket van Camden had George Banner werkdagen van soms wel zestien uur.
Eigenlijk stond hij er alleen voor. Zijn riante salaris maakte dat slechts ten dele goed, vond hij.
Zijn aandacht werd nu weer getrokken naar de gebeurtenissen in de kantine, zoals die virtueel om hem heen gebeurden. William Carter en Alex Fowler waren nu met het glas in de hand naar een hoek van de ruimte gelopen waar geen andere personeelsleden stonden.
Alex Fowler keek zijn collega vragend aan: ‘Toch vind ik het gek,’ begon hij, ‘denk jij nou dat Camden echt meende dat we die laatste fase van het onderzoek niet mogen beginnen?’ Carter knikte mistroostig met zijn hoofd. ‘Ik ben bang van wel,’ zei hij. Terwijl hij zijn glas op het tafeltje naast hem neerzette haalde hij zijn 3D communicator uit zijn broekzak en keek naar het scherm. Hij haalde opgelucht adem.
Alex Fowler grinnikte: ‘we worden niet gevolgd?’
William Carter schudde zachtjes met zijn hoofd: ‘zo te zien niet, maar ik begin eigenlijk het vertrouwen in deze apparaatjes een beetje te verliezen.’
‘Ben je niet een beetje paranoia aan het worden Will?’ vroeg Fowler.
‘Ach ja, misschien heb je gelijk, maar door de ontmoeting met Camden daarstraks is er bij mij van binnen iets veranderd.
Aan zijn bureau knikte George Banner instemmend. ‘Carter heeft gelijk, dit is eigenlijk te gek voor woorden,’ dacht hij. ‘Ik moet verdomme de twee oprichters van het bedrijf bespioneren zonder dat ze het merken. Niemand mag het weten, alleen de man die over de centen gaat moet alles weten wat ze doen. Dit zijn verdomme de twee mannen die dit bedrijf met hart en ziel hebben opgebouwd. Hij zag hoe Carter zijn gezicht dicht naar het oor van Fowler bewoog. Onwillekeurig moest hij grinniken. ‘Dit helpt echt niet, jongens, je kunt fluisteren wat je wilt, maar de apparaten die we gebruiken kunnen bijna horen wat je denkt.’ Dat was natuurlijk onzin, maar wat absoluut geen onzin was betrof de gevoeligheid en de filtermogelijkheden van de spionage apparatuur.
George Banner besloot de omvang van de opname te beperken. Hoewel hij er eigenlijk zeker van was dat Camden daar kwaad over zou zijn als hij maandagochtend de opnames van het weekend te zien kreeg zei hij: ‘Vervolg opname uitsluitend bij gesproken tekst boven tachtig decibel. Op deze manier zou er bij zacht spreken en natuurlijk ook bij fluisteren absoluut niets verstaanbaars te horen zijn. Hij zakte achterover tegen de rugleuning van zijn bureaustoel. Om zijn lippen krulde een glimlach. ‘Van die apparatuur van jou deugt geen donder,’ hoorde hij in gedachten Camden al briesen. ‘Ja, ik heb het ook gehoord, meneer Camden,’ zou hij met een schuldige uitdrukking op zijn gezicht zeggen. ‘Ik zal Roger Hamilton opdragen de automatische niveauregeling opnieuw in te stellen. Het is weer een nieuwe versie, weet u, en dan kan een storinkje nog wel eens voorkomen.’
Camden zou dan absoluut roepen dat hij niet voor storingen betaalde en daarna zou hij, Banner, gedienstig knikkend de deur uitlopen. Vervelend was natuurlijk wel dat hij het spelletje onmogelijk kon volhouden. Hij besloot een oud diplomatiek trucje te gebruiken. Hij stuurde Carter en Fowler een geschreven berichtje dat automatisch en volledig zou worden gewist als de ontvanger het gelezen had. Het berichtje luidde: Uw 3D communicator kan ten gevolge van een storing in de stand ‘volgen’ blijven staan, zonder dat de indicatoren dit aangeven. Het is daarom aan te bevelen de communicator bij het verlaten van het bedrijf in uw werkruimte achter te laten. Gedurende het komende weekeinde zullen de betreffende apparaten automatisch opnieuw gekalibreerd worden. Beveiliging verzoekt u vriendelijk deze informatie niet te verspreiden.’
George Banner sloot het systeem in zijn werkkamer af, sloot de deur achter hem zorgvuldig af door met zijn rechteroog in de scanner aan de buitenzijde te kijken. Daarna liep hij naar de personeelskantine. Weliswaar had ongeveer de helft van het personeel het pand al verlaten, op weg naar huis met het voornemen gedurende het nu aangebroken weekend van het mooie voorjaarsweer te gaan genieten.
Nog steeds aan het aparte tafeltje in een hoek van de ruimte zaten Will Carter en Alex Fowler met hun 3D communicators in de hand. Toen ze Banner zagen naderen trokken ze vragend hun wenkbrauwen op. Terwijl hij op de laatste vrije stoel aan het tafeltje ging zitten keek Banner beide mannen aan en schudde bijna onmerkbaar met zijn hoofd, een klein gebaar dat ze gelukkig direct begrepen.
Eternal Mitosis hoofdstuk 2
2.
Op de achtergrond klonk het feestelijke gedruis vanuit de iets verderop gelegen personeelskantine. Verder was het doodstil in het grote gebouw van G.T.C. de Genetic Tech Corporation. Jaren geleden was het bedrijf opgezet door Brian Uliger als speciale tak van de farmaceutische bedrijven die onder H.U.C. vielen. Nadat er echter jarenlang door de wereldwijde organisaties, die streden voor natuurlijk voedsel, strijd was gevoerd tegen het voortdurend genetisch modificeren van gewassen en dieren had Brian Uliger het de hoogste tijd gevonden om het bedrijf te verkopen. Zeker zou zijn vroegere kompaan Cecil Hoyt hem hiervan weerhouden hebben, maar Cecil was na een noodlottig ongeval met een teleportatiemachine geestelijk geheel van zijn zinnen beroofd en vertoefde als een soort zombie in een verzorgingstehuis, waar men zich wel leek te verwonderen over het feit dat hij lichamelijk fit bleef en niet leek te verouderen.
Er was nu echter alle reden om een feestje te vieren. De onderzoekers van het laboratorium van G.T.C. waren er na jaren vruchteloos en geldverslindend onderzoek in geslaagd de allerbelangrijkste bron van veroudering een halt toe te roepen.
William Carter, doctor in de genetica, de erfelijkheidsleer, die technisch directeur was van de onderneming, had besloten dat de afsluitende onderzoeken zonneklaar hadden aangetoond dat het doel bereikt was. Het grootste probleem bij veroudering was opgelost. Het steeds korter worden van de zogenaamde telomeren aan het begin en het eind van het DNA was een bijna onoplosbaar probleem geweest. Maar het was gelukt. Zolang de telomeren afbrokkelden na elke celdeling raakten ze op den duur op. Dan kon de cellen zich niet meer delen en nieuwe vervangende cellen vormen. Daardoor moesten processen in het lichaam met steeds minder werkzame cellen gedaan worden, een verschijnsel dat bekend staat als veroudering. Het modificeren van het enzym telomerase had de oplossing dichterbij gebracht. Jarenlang was duidelijk geweest dat het natuurlijke enzym een onophoudelijke en welhaast onbeperkte celdeling in de menselijke geslachtscellen mogelijk maakte. Maar niet in alle andere lichaamscellen. Daar zorgde het enzym vaak voor onbeheersbare celdeling, kanker dus.
Heel veel onderzoek dat gepaard was gegaan met een lange reeks van teleurstellende mislukkingen was nodig geweest om het probleem op te lossen. Doel van het jarenlange – en nu voltooide onderzoek was geweest onbeperkte gezonde cel vernieuwing in de mens mogelijk te maken. Daarmee zouden ouderdomskwalen tot het verleden behoren en kon het einde van het leven jaren worden opgeschoven. Niet dat de mens hiermee nu onsterfelijk was geworden; er konden nog meer dan genoeg dingen in het lichaam ontsporen en daarmee de dood veroorzaken. Hier kon evenwel gesproken worden van een enorme stap voorwaarts.
Het uiteindelijke product, het gemodificeerde telomerase enzym, bleek tenslotte onverwacht gemakkelijk en goedkoop te produceren. De prijs zou echter worden bepaald op basis van de uniciteit van het geneesmiddel. Een lang en gezond leven, wie wil dat nou niet, was de filosofie. Daar zou de mensheid veel geld voor over hebben, was de gedachte van Ronald Camden, de bijna uitsluitend op winst gerichte financiële chef van het bedrijf en die eerder voor grote Farmabedrijven had gewerkt.
Ronald Camden was, zoals dat in farmaceutisch bedrijven vaker voorkomt, een totaal ander type man dan zijn mededirecteuren William Carter en Alex Fowler die typische wetenschappers waren. Carter had een vrij stevig postuur, Ales Fowler was wat slanker, maar beiden kon je hen dagelijks aantreffen in een open hangende witte laboratoriumjas doorgaans over een open overhemd zonder das. Als het koud was werd over het overhemd een trui gedragen. Eerlijk gezegd hadden beider echtgenoten het opgegeven om iets van de toch ietwat slordige kledingstijl te zeggen. ‘Als er vlekken op zitten mag het naar de stomerij’, had William een tegen zijn vrouw gezegd.
Opvallend groot was her verschil wanneer men keek naar het uiterlijk van Ronald Camden. Nooit zag men hem zonder kostuum, overhemd en das, terwijl in het jasje altijd een pochette te zien was. Camden was ongehuwd maar in zijn luxe appartement ontving hij graag charmante dames. Carter en Fowler hadden de man aangenomen omdat hij als afgestudeerd econoom bewezen had de financiën van het bedrijf in goede banen kon leiden. Eigenlijk – maar daar hadden ze het onder elkaar maar nooit over – bestond er weinig affiniteit tussen de beide enhousiaste farmaceutische wetenschapper en deze precieuze CFO, Ronald Camden.
Hoe dan ook, G.T.C. had bewezen dat het mogelijk was een totaal tweede type telomerase te maken. Uiteraard was de productie en verkoop door patenten wereldwijd voor de eerstkomende twintig jaar hermetisch dichtgetimmerd. Een vrij duur reclamebureau had een handelsnaam voor het nieuwe middel bedacht: something ELS, Eternal Life Solution, moest het gaan heten. ‘Nee, nee’, hadden de reclamejongens zich gehaast te zeggen, ‘natuurlijk heb je er niet het eeuwige leven mee, maar je kunt er gemakkelijk langer dan anderhalve eeuw gezond mee leven. Toch had Camden die naam afgekeurd. ‘Niet chique,’ had hij gezegd. Bedenk iets anders. Tenslotte was de naam “Telomax” voor het nieuwe middel gekozen, een beetje fantasieloos in de lijn van de typisch farmaceutische productnamen.
William Carter had samen met celbioloog Alex Fowler, een wetenschapper die was opgeleid aan de Oxford Universiteit in Engeland, een vervolgonderzoek op het oog.
Doel was te ontdekken hoe de productie van de gemodificeerde telomerase in alle lichaamscellen kon worden gestart, zodat het lichaam naast het normale enzym, in de cellen die met de voortplanting te maken hadden, zelf ook het gemodificeerde enzym zou maken. Als dat onderzoek succesvol zou zijn, dan was een maandelijkse zeer kostbare injectie niet meer noodzakelijk, hoewel, dan zou die kostbare maandelijkse injectie mogelijk vervangen worden door een iets minder kostbaar tabletje.
Dit plan werd echter met kracht tegengehouden door CFO Ronald Camden.
Zoals bijna in elk bedrijf was de financiële man altijd degene die het laatste woord had als het erom ging toekomstige activiteiten en strategieën te bepalen en goed te keuren.
Tijdens het feestje in de kantine, na de succesvolle afsluiting van het gemodificeerd telomerase onderzoek had Camden zijn wetenschappelijke mededirecteuren op zijn kantoor geroepen. William Carter en Alex Fowler hadden het feest in de personeelskantine verlaten en waren in een tamelijk uitgelaten stemming het kantoor binnengestapt. Het gebeurde tenslotte niet elke dag dat je de ontdekking kon vieren van het middel dat de te verwachten levensduur van de mens tenminste verdubbelde. Camden was echter stijfjes achter zijn bureau blijven zitten en had hun gevraagd in de stoelen die hij ervoor had neer laten zetten plaats te nemen. Zijn secretaresse had hij weggestuurd met de woorden: doe de deur achter je dicht en zorg dat we het eerste uur niet worden gestoord.’
Carter en Fowler hadden verbaasd hun wenkbrauwen opgetrokken. ‘Wat is er aan de hand Ronald’?’ vroeg William Carter. ‘Wat is dit voor geheimzinnigdoenerij?
Camden hief beide handen en zei: ‘luister, ik wil het met jullie hebben over de strategie van dit bedrijf in de nabije en ook verdere toekomst.’
‘Je bedoelt de strategie van òns bedrijf,’ zei Alex Fowler met een lichte stemverheffing.
Ronald Camden voelde dat hij voorzichtiger moest zijn om zijn doel te bereiken. ‘Ja, natuurlijk, dat bedoel ik natuurlijk ook, ons bedrijf, waarvoor ik mede namens jullie op de centjes mag passen.
Carter en Fowler keken hem afwachtend aan. Na een korte stilte nam William Carter het woord. ‘Wat is nou precies de reden dat we hier op jouw kantoor en met de deur dicht en je secretaresse weg minstens een uur niet gestoord mogen worden. Binnen dit bedrijf hebben we altijd de policy van openheid gehad. Wat is dit nou ineens voor een vreemde toestand.’
Hij ging achterover zitten en kruiste zijn armen.
Ronald Camden bladerde in wat papieren die voor hem op het bureau lagen. Na enkele ogenblikken leek hij te hebben gevonden wat hij zocht. Hij hield een A4-tje omhoog. ‘Dit,’ zei hij, ‘hierover wil ik met jullie spreken. Dit is wat jullie beschrijven en kennelijk zien als de logische vervolgstap in het gemodificeerd telomerase onderzoek. Jullie geven hier aan te willen gaan zoeken naar het middel dat ervoor moet zorgen dat het menselijk lichaam zelf die gemodificeerde telomerase aanmaakt.’
Er verscheen een verheugde en enigszins trotse glimlach op de gezichten van de twee wetenschappers. ‘Oh, dat bedoel je,’ Zei Alex Fowler, ‘ja, dat is inderdaad het logische vervolgonderzoek. Als ons dat zou lukken dan staan wij aan de wieg van een totaal nieuwe mens.’ Hij keek zijn vriend en collega William Carter aan die enthousiast naast hem zat te knikken.
Het gezicht van Camden verstrakte. Met samengeknepen ogen keek hij zijn technisch mededirecteuren aan. ‘Maar jongens, dat is toch het paard achter de wagen spannen. Jullie hebben zojuist de deur naar een gouden toekomst geopend. We hebben nu een geneesmiddel in handen waar de mensheid eeuwenlang van gedroomd heeft: het levenselixer uit de oude verhalen. En nu willen jullie het werk alweer overbodig maken. Laten we nou toch eerst eens rustig rijk worden met zijn allen.’
Het gezicht van William Carter betrok. ‘Weet je Ronald,’ zei hij, ‘Alex en ik zijn tot nu toe eigenlijk nooit bezig geweest met rijk worden. Wij zijn elke dag bezig met ons werk en ik mag hopen dat het je niet is ontgaan dat we daar heel succesvol in zijn. Overigens komen we niets te kort. We hebben een behoorlijk inkomen zoals je ongetwijfeld heel goed weet, maar het vinden van oplossingen voor de geheimen die nog ontsluierd moeten worden is onze grootste passie. Zoals ik daarstraks al zei, in het geval van de gemodificeerde telomerase is het sluitstuk van de puzzel gelegen in het menselijk lichaam. Wij willen absoluut ontdekken hoe wij het lichaam kunnen stimuleren om in de gewone cellen zelf het gemodificeerde telomerase aan te maken, want dan zullen onze cellen zich tot in lengte van jaren moeiteloos blijven vernieuwen. Het lichamelijk verouderingsproces hoort dan tot het verleden, zonder dat er telkens weer gemodificeerde telomerase moet worden toegediend. Bovendien – en misschien is het je ontgaan – treedt er bij het staken van de behandeling met ons nieuwe middel versnelde veroudering op, wat we eigenlijk nog steeds als een lelijke bijwerking zien en waarvan de gebruiker goed moet worden doordrongen. Wij moeten dus wel aan die nieuwe uitdaging beginnen, maar we zijn van heel ver gekomen en ik vermoed dat we daar zeker nog een jaar of drie – of misschien wel langer mee bezig zullen zijn. Dan moet er trouwens niet al te veel tegenzitten, maar pas als dat gelukt is hebben we de hele puzzel opgelost.’
‘Maar met die oplossing brengen jullie ons hele verdienmodel in gevaar of zijn jullie soms van plan het mogelijke resultaat van dat nieuwe onderzoek op de plank te laten liggen?’ Vroeg Camden met een zweem van wanhoop in zijn stem.
William Carter zat nu heftig met zijn hoofd te schudden. ‘Nee, natuurlijk niet. Een oplossing voor het welzijn van de hele mensheid bezitten en hem verbergen is amoreel, volkomen in strijd met onze beroepsethiek.
Ronald Camden was opgestaan. Zijn gezicht was nu vuurrood: ‘Maar zijn jullie dan helemaal gek geworden,’ schreeuwde hij. ‘Willen jullie dan meteen al beginnen met het slachten van de kip met de gouden eieren die we nu net hebben. Stelletje sukkels. Begrijpen jullie dan helemaal niets van zaken doen. Miljarden kunnen we verdienen met het gemodificeerde telomerase. En zelfs voor de beëindiging van de laatste testfase op menselijke proefpersonen willen jullie alweer aan de gang gaan om het middel overbodig te maken. Ik verbied het! Dat onderzoek gaan we niet doen.’
Het gezicht van William Carter was nu ook rood geworden. Hij trilde van woede en hij was opgestaan. ‘Je schijnt vrij gemakkelijk te vergeten dat we met zijn drieën de directie van dit bedrijf vormen.’
Het gezicht van Ronald Camden was nu wit weggetrokken. ‘Ja, zei hij langzaam, daarom had ik gehoopt op wat meer verstand in die wetenschappelijke hoofden van jullie, maar laat me over een ding volstrekt duidelijk zijn, als C.F.O. heb ik de mogelijkheid om onzinnige uitgaven te blokkeren. Als jullie dus met alle geweld aan dat vervolgonderzoek willen beginnen dan mag je het uit eigen zak betalen.’
William Carter en Alex Fowler knikten kort en stonden gelijktijdig op. ‘Je weet je erkentelijkheid voor je belangrijkste wetenschappers meesterlijk te verbergen.’ Alex Fowler hijgde van verontwaardiging. Carter zei: Alex en ik hebben tien jaar geleden samen dit bedrijf van Brian Uliger overgenomen. Hij was een man met visie. Jou hebben we erbij gehaald om op de winkel te passen. Daar heb ik nu spijt van.’
‘Je zult het ermee moeten doen,’ sneerde Ronald Camden. ‘Ik ben niet van plan me een zekere en zonnige toekomst door de neus te laten boren door een paar op hol geslagen biologie knutselaars.’
Alex Fowler was al woedend de deur uitgelopen. William Carter was nog even blijven staan. ‘Je denkt heel wat van jezelf hè, armzalige duitendief, maar je weet blijkbaar niet dat regeren vooruitzien is en dat je altijd het volgende nieuwe op de plank moet hebben liggen als je met iets nieuws de markt op komt. Weet je wat jouw probleem is? Je zou een koopman moeten zijn, maar je bent alleen maar een sneue boekhouder.’ Hij liep de deur uit en gooide die met een klap achter zich dicht.
Alex Fowler stond een stukje verderop in de gang op hem te wachten. ‘Denk jij dat dit snel weer goed komt,’ zei hij.
Het gezicht van William Carter toonde nog steeds zijn verontwaardiging. ‘Ik heb bij die man alleen maar dollartekens in zijn ogen gezien. Er is geen spoor van passie voor wat we doen. Het gaat hem alleen om geld verdienen en hij begrijpt absoluut niets van wat ons drijft. Ik vrees dat we afscheid van hem moeten nemen, maar ik vermoed dat hij nu druk bezig is om alle sleutels te verzamelen.’ Hij zweeg plotseling.
‘Wat is er, William? Alex Fowler keek zijn collega ongerust aan.
‘Ik ben bang dat we hem die sleutels al in goed vertrouwen in handen hebben gegeven. Ik ben bang dat we nauwelijks mogelijkheden hebben om hem ooit weer kwijt te raken.
Plotseling klaarde het gezicht van William Carter op. ‘Kom Alex, laten we ons maar weer onder de feestende meute begeven. Per slot van rekening hebben we iets te vieren en met die narigheid van onze miezerige boekhouder gaan we het feest niet bederven. Ik heb ineens bedacht dat jij en ik morgen eens een afspraak met Brian Uliger gaan maken. Als ik me goed herinner heb ik ooit een verhaal gehoord waarin Brian op bijna dezelfde manier als wij nu in de klem zat bij zijn financiële man… eh, Hoyt heette die vent, geloof ik. Hoe dan ook, zet een grijns op je kop voor we naar binnen gaan. Niemand moet dit weten.’
Achter zijn bureau gezeten staarde Ronald Camden voor zich uit. Zijn gezicht vertoonde een gespannen trek, maar na enkele minuten ontspande hij enigszins. Hij pakte zijn 3D communicator uit de la naast hem. ‘Beveiliging,’ sprak hij tegen het scherm. Na enkele seconden stond een levensecht hologram van een man in een donker uniform tegenover hem.
‘Ah, mooi, daar ben je al Banner. Luister, kun jij met jouw jongens twee personen twentyfour seven heel nauwkeurig monitoren?
Het hologram van George Banner, hoofd van de particuliere bewakingsdienst die de gebouwen van G.T.C. continu bewaakte, knikte instemmend. ‘Zeker meneer Camden, geen probleem,’ klonk het.
‘Mooi,’ zei Camden, ‘dat dacht ik al. Ik wil graag een dagelijks en gedetailleerd rapport van de handelingen van de heren William Carter en Alex Fowler, hier in ons bedrijf werkzaam.’
‘Maar meneer Camden, neem me niet kwalijk, maar dat zijn toch uw mededirecteuren?’ Banner leek verbaasd.
‘Luister goed Banner, ik heb reden om aan te nemen dat de veiligheid van ons bedrijf in gevaar kan worden gebracht door de neiging tot onzorgvuldigheid van mijn collega’s. Je rapporteert aan mij en aan mij alleen en voor deze opdracht stuur je de rekening naar mijn privé adres. En voor ik het vergeet, dit blijft tussen ons.’
Het hologram van Banner knikte: ‘uitstekend meneer,’ zei hij.
Camden tikte op zijn communicator. Het hologram verdween.
Hij stond op, liep naar de deur van zijn kantoor en liep de gang in. Hij hoorde de feestelijke geluiden uit de kantine. ‘Ik moet mij daar even laten zien dacht hij. Bovendien moet ik even een toneelstukje opvoeren.’ Hij liep de kantine binnen en keek rond om te zien waar Carter en Fowler waren. Ze stonden met een glas wijn in de hand aan de andere kant van de zaal met elkaar te praten. Fowler zag hem het eerst. Hij stootte William Carter aan en wees in de richting van de deur waar Camden zojuist was binnengekomen. Camden wenkte hen met een armgebaar om naderbij te komen. Hij zag de norse gezichten van zijn twee mede directeuren, maar bleef met een gespeelde schuldbewuste uitdrukking op zijn gezicht staan.
‘Jongens,’ zei Camden, ‘toen jullie de deur uitwaren realiseerde ik me wat een ontstellende hork ik ben. Jullie hebben absoluut gelijk, sorry, sorry en nogmaals sorry. Wij vieren hier vandaag een feest en ik kom met mijn bankierskop zakken vol roet in het eten gooien. Zo moet ik niet zijn als ik wil dat wij samenwerken.’
William Carter en Alex Fowler keken elkaar aan en knikten. ‘Oké Ronald, zand erover. We gaan gezellig als een eenheid met ons personeel dit feestje vieren.
Het leek inderdaad een ontspannen feestje wat die middag daar in de personeelskantine van G.T.C. werd gevierd.
Ronald Camden hield het na een half uur op het personeelsfeest in de grote kantine voor gezien. Hij excuseerde zich bij Carter en Fowler met de mededeling dat hij nog een paar dingen moest afmaken. Toen hij weg was legde William Carter zijn hand op de arm van Alex Fowler. ‘Geloof jij hem?’ vroeg hij.
Fowler schudde zijn hoofd. ‘Goed idee van je om met Brian Uliger te gaan praten. Morgen is het zaterdag.’
‘Straks, als ik thuis ben probeer ik hem even te bereiken,’ William Carters gezicht stond ernstig. ‘Ik heb het gevoel dat we heel voorzichtig moeten worden en dat zijn we niet gewend.’
Eternal Mitosis, hoofdstuk 1
1.
Judith Krantz was juist haar appartement binnengekomen. Erg vermoeiend was haar dag niet geweest. De hele week had trouwens niet veel inspanning van haar gevraagd. Eigenlijk ergerde ze zich daar behoorlijk aan. In het afgelopen jaar hadden ze niets werkelijk nieuws op stapel gezet bij N.I.C., de Neuro Imaging Corporation die ze nu al ruim tien jaar met zes andere hoogbegaafde vrienden leidde.
Er was meer dan genoeg reden om tevreden te zijn met de resultaten van hun bedrijf.
Ze was nu drieënveertig en ze kon terugkijken op tien uitermate succesvolle jaren.
Aanvankelijk hadden ze een simpel voorwerpje op de markt gebracht, een hebbedingetje eigenlijk. De sychronizer was echter, mede door de inzichten van marketeer Tibor Horvat een wereldwijd succes geworden.
Het leuke van het succes was, Tibor had dat uitvoerig uitgelegd, dat de synchronizer aansloot bij heel oude menselijke gewoonten. ‘Het is een talisman,’ had Tibor gezegd, ‘een geluksdingetje. Vroeger hadden mensen armbanden om hun polsen waaraan magische dan wel ongefundeerde gezondheidswerkingen werden toegedacht of halskettingen of zelfs stenen in hun zakken. Logisch of niet, mensen doen dat soort dingen door de eeuwen heen. ‘Als je iets op de markt brengt dat je op je lichaam draagt en waaraan, al dan niet terecht, een gunstige werking kan worden toegeschreven dan is succes bijna verzekerd, als je tenminste weet hoe je moet verkopen,’ had hij er grinnikend achteraan gezegd.
De synchronizer was inderdaad een bestseller geworden en niet alleen omdat Tibor Horvat een geniale verkoopstrategie had ontwikkeld. De synchronizer maakte waar wat hij beloofde. Eenmaal op de huid geplaatst ontstond er een zeer aangename wisselwerking tussen het zenuwstelsel en het hormonale systeem van de drager. Het effect was steeds weer een ontspannen gevoel van welbehagen, ongeacht de activiteit waarmee de drager op dat moment bezig was. Veel succesvolle onderhandelingen waren dankzij de synchronizer gevoerd tussen organisaties waarvan de belangen aanvankelijk diametraal leken te verschillen.
Als Judith Krantz terugdacht aan die eerste periode van het bestaan van hun bedrijf verlangde ze weleens terug. Het was de tijd geweest waarin de grote – en vervolgens succesvolle producten waren gecreëerd. Toen bedacht ze – en bouwde ze prototypes en dat deed ze het liefst. Nu was er, althans voorlopig, niets anders te doen dan het ontwerpen en implementeren van kleine verbeteringen die de gebruikers moesten verleiden tot het aanschaffen van de nieuwste versie van eerder op de markt gebrachte producten. ‘Allemaal enorm nuttig en leuk,’ zei Judith vaak, maar ik vind het kruimelwerk.’
Nog altijd begon de werkdag bij N.I.C. driemaal in de week met een brainstormsessie. En vaak moest de man onder haar collega’s die haar het meest na stond, Nils Bexon, een hand op haar arm leggen als ze weer eens een ongeduldige opmerking had gemaakt, waardoor het gesprek even stilviel en er hier en daar een lichte ergernis was.
Het was rond zeven uur toen ze thuiskwam. Haar zoon, Jesse had laten weten dat hij het weekend op de campus bleef, omdat hij met een vriend samen aan een project wilde werken. Ze had met haar oude vriend en vroegere werkgever Brian Uliger afgesproken dat hij bij haar zou komen eten. In het begin, nadat de vijandelijkheden tussen hun bedrijf, N.I.C, de Neuro Imaging Corporation en H.U.C., de Hoyt Uliger Corporation, beëindigd waren had Judith even wat romantische gevoelens voor de briljante Brian gekoesterd, wat overigens wederzijds was geweest. Maar tenslotte hadden ze beide besloten dat ze nog heel lang als goede vrienden zaken met elkaar wilden doen. Een romantische relatie is daarbij ongeveer de domste keuze die je kunt maken. Niettemin waren ze door de jaren heen warm bevriend gebleven. Samen eten en filosoferen over techniek en voortschrijdende inzichten was voor beiden een bron van inspiratie.
‘Ik heb nog anderhalf uur de tijd voordat Brian komt,’ dacht Judith, ‘ik ga lekker even in een warm bad liggen.’ Ze liet haar bad vollopen en kleedde zich uit. Voor ze in het bad stapte deed ze echter iets wat ze bijna nooit deed. Ze ging voor de grote spiegel in haar badkamer staan en keek aandachtig naar haar lichaam. ‘Vreemd,’ dacht ze, ‘het is toch zestien jaar geleden dat ik Jesse heb gekregen en het lijkt wel of er geen enkel spoor van veroudering aan mijn lijf te zien is. Ik lijk nog wel steeds dat meisje van vijfentwintig. Ze deed haar armen omhoog en draaide heen en weer voor de spiegel. Een lichte schok ging door haar heen. Ze tuurde naar haar linker oksel. Daar, een beetje aan de achterkant, zodat een stuk ervan ook op haar schouderblad te zien was geweest, had een grote vrij donkere wijnvlek gezeten. Die vlek had daar sinds haar geboorte gezeten en ze had zich er altijd een beetje voor geschaamd, zodat ze meestal had vermeden dat iemand hem kon zien. Die grote donkere wijnvlek was weg…
‘Vergroot de oksel,’ zei ze in de richting van de spiegel. Het hele vlak werd nu bijna gevuld door het spiegelbeeld van de oksel. Geen spoor van de wijnvlek.
Judith schudde met haar hoofd. Er was vast een verklaring voor. Ze stapte in het bad en liet zich onderuit zakken. Heerlijk, dat koesterende warme water. Judith sloot haar ogen. Een half uur lang gaf ze zich over aan de gedachteloze ontspanning en het bijna in slaap vallen. Dan stond ze op en droogde zich af. Nog eenmaal deed ze haar linkerarm omhoog en keek ze in de spiegel. Nee, die wijnvlek was er echt niet meer. ‘Raar, vrij stom ook,’ dacht ze, ‘dat ik dat niet eerder heb opgemerkt. Ik moet toch eens wat beter op mijn lijf letten. Ze kleedde zich aan in een van de glanzende prettig ventilerende overalls die ze doorgaans droeg en die ze in diverse kleuren en dessins in de kast had hangen.
Judith Krantz had altijd van koken gehouden. Voedsel replicators waren handig en vooral verantwoord vond ze, maar alleen als je geen tijd had om zelf te koken.
Brian Uliger was net als zijzelf een visliefhebber. Vanavond ging ze een van haar lievelingsgerechten voor hun tweeën maken. Ze had twee mooie stukken tonijn gekocht. Die zou ze in folie pakken en met een klontje boter en een heel klein beetje zout en zwarte peper, maar vooral verse koriander in de oven op een tamelijk lage temperatuur heel langzaam juist gaar laten worden. Een frisse groene salade zou ze erbij maken en verder zou ze wat quinoa koken met wat zout en citroensap. In haar keuken haalde ze een mooie fles Pinot Gris uit de koeling die ze alvast ontkurkte en in een wijnkoeler zette.
Terwijl ze met de wijnkoeler naar de eettafel liep zag ze op het grote scherm dat de vrije wand in haar keuken vormde dat Brian Uliger voor de deur stond.
‘Open,’ sprak ze tegen de wand en even later stapte Brian haar keuken binnen. Hij zette de fles Pinot Gris die hij in zijn hand had naast de koeler op de tafel en omhelsde Judith ter begroeting. ‘Ik dacht, laat ik maar een flesje meenemen, voor het geval dat die van jou ineens leeg blijkt te zijn.
‘Ben jij vroeg of ben ik laat?’ zei Judith.
‘O jee, ben ik te vroeg?’ Brian keek enigszins geschrokken.
‘Nee hoor,’ zei Judith, ‘ik plaag je maar. Je bent altijd op de seconde op tijd. Je moet me ooit maar eens uitleggen hoe je dat doet, want mij lukt dat nooit.
Brian keek haar aan met een glimlach. ‘Ach, weet je Judith, dat heeft waarschijnlijk te maken met de kleine verschilletjes tussen jongens en meisjes.
Ze trok haar wenkbrauwen op, ‘ja, ja,’ lachte ze, ‘ik wist wel dat je het me kon uitleggen. Eerst maar een glaasje wijn?’
Hij knikte. Judith schonk twee glazen in en reikte hem er een aan. ‘Proost, op ons nimmer aflatend technisch vernuft,’ zei ze.
‘Daar drink ik al jaren graag op,’ zei Brian terwijl hij zijn glas hief.
Tegenover elkaar gingen ze aan Judiths keukentafel zitten.
Heel vaak hadden ze in de afgelopen jaren zo tegenover elkaar gezeten, als oude vrienden die ook zakelijk een bondgenootschap hadden gesloten.
‘Wat denk je Brian, heb je al erge honger of zullen we eerst even bijpraten?’
Judith wist wel wat Brian zou zeggen, maar het was een soort spelletje geworden om die vraag steeds weer te stellen.
Brian Uliger keek haar grinnikend aan en zei: ‘het is elke keer weer een lastige vraag, omdat je zo verdomd lekker kookt, maar van haast is nog nooit iets mooier geworden. Wat heb je voor nieuws?’
Judith keek plotseling wat peinzend voor zich uit. Ze moest ineens weer denken aan die verdwenen wijnvlek.
Brian zag haar aarzeling. ‘Er is toch niets verontrustends, Judith?’
Judith schudde haar hoofd: ‘Ach nee, ik denk dat het niets is.’
‘Vertel het dan toch maar.’ Brian kende haar lang genoeg om te weten dat Judith de neiging had om dingen, vaak kleinigheden, die ze niet direct begreep voor zich te houden tot ze er zelf een oplossing voor had gevonden.
‘Ach,’ begon ze, ‘Het is eigenlijk niets bijzonders denk ik. Maar goed, als je het weten wilt.’
Brian knikte.
‘Daarstraks, voor ik in het bad stapte ging ik eens even voor de spiegel staan. Je kent me langzamerhand wel goed genoeg om te weten dat spiegels mij nooit erg getrokken hebben. Misschien was dat ook wel de reden dat mijn moeder vroeger altijd zei dat ik misschien beter een jongetje had kunnen zijn, maar goed, daar gaat het nu niet om. Waar het wel om gaat is dat ik vroeger onder mijn linker oksel en voor een deel over mijn linker schouderblad een grote donkere wijnvlek had. Ik schaamde me daar als kind behoorlijk voor en ik zorgde er altijd wel voor dat niemand hem te zien kreeg. Bij de gymnastiek lessen zorgde ik er altijd voor dat ik achteraan stond en zwemmen daaraan onttrok ik me zoveel mogelijk. Daarstraks, voor het bad stond ik voor de spiegel en deed mijn armen omhoog. Tot mijn stomme verbazing zag ik niets meer van die vlek. Dat is raar, want ik weet dat zulke vlekken eigenlijk nooit echt verdwijnen. En er is trouwens nog iets wat ik eigenaardig vind, maar dat heb jij misschien ook wel opgemerkt.’
‘Wat bedoel je?’ Brian keek haar aandachtig aan.
‘Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik het zeggen moet, maar als ik naar mezelf kijk in de spiegel, dan is het net alsof ik in de afgelopen tien jaar helemaal niet veranderd ben. Ik bedoel…’ze aarzelde. ‘Ik bedoel dat het me vandaag ineens opviel dat ik geen enkele veroudering opmerk. Wat vind jij?’
Brian Uliger leunde achterover met zijn handen voor zich op de tafel. ‘Ja, nu je het zegt. Eigenlijk zie ik geen enkele verandering in je uiterlijk als ik het beeld vergelijk wat ik me van je herinner uit de tijd toen je voor H.U.C. kwam werken en hoe je er nu uitziet. Het lijkt wel alsof de tijd volledig aan je voorbij is gegaan. Zelf ben ik ook tien jaar ouder geworden. Zoals je ongetwijfeld weet nader ik nu de zestig. Ik zal niet zeggen dat ik me oud voel, want dat is beslist niet zo, maar ik voel en zie wel dat ik geen achttien meer ben.’
‘Dat is precies wat ik bedoel, Brian. Ik voel me juist alsof ik nog steeds achttien ben, heel vreemd. En als ik nu naar Barbara Timble kijk, ons wiskundewonder, zoals je weet, dan zie ik kraaienpootjes rond de ogen en rimpels in het voorhoofd en hier en daar een grijze haar, terwijl Barbara net zou oud is als ik.’
Brian Uliger schudde langzaam zijn hoofd. ‘Tja Judith, het kan natuurlijk zijn dat je enorm boft met je genetisch materiaal, maar wonderlijk is het wel.’
Judith Krantz dronk het laatste slokje Pinot Gris uit haar glas en stond op. ‘Ik denk dat ik maar eens iets voor je moet gaan koken anders krijg je straks misschien wel echt honger. Blijf jij maar lekker zitten en schenk ons nog maar een glaasje in dan ga ik eens proberen iets moois met tonijn te maken.’
Brian Uliger voldeed graag aan haar verzoek.