Al is het maar even, ik wil toch eens spelen met een gedachte die lang geleden in mij opkwam, die me sindsdien nooit meer helemaal heeft losgelaten en waarvoor op bijna elke mogelijke reguliere wijze geen enkel bewijs voor is te vinden, behalve dan dat gezegd kan worden: ‘het is mogelijk, maar we kunnen het niet meten of zelfs maar waarnemen.’
Zo lang als ik me kan herinneren ben ik nieuwsgierig geweest naar wat nu eigenlijk de materie is waarvan wij gemaakt zijn, waaruit onze lichamen bestaan. Ik weet wel dat heel veel mensen – ook wetenschappelijke hoogvliegers – genoegen nemen met het spel van atomen en moleculen en met de wijze waarop ze reageren en de manieren waarop wij dat reageren kunnen beïnvloeden, zonder zich echt bezig te houden met waaruit die atomen en moleculen nu zelf bestaan. O, zeker zijn er fysici die zich daarmee bezig houden. Sinds de Deen Nils Bohr die in 1922 geboren werd zijn theorie over het atoommodel publiceerde en aantoonde dat dit model een werkbare hypothese was om de waarneembare fysische verschijnselen te verklaren die onder meer in chemische processen plaatsvinden wordt dit model als algemeen geldend verklaard.
Om je energiegolven voor te stellen valt niet mee. Nu ja, de zonnestralen die bij mooi weer je velletje verwennen die kun je voelen en als je er niet te lang in blijft zitten geven ze je naast een mooi kleurtje ook een flinke aanvulling op je vitamine D voorraad. Uit het verhaal van Nils Bohr heb ik echter begrepen dat energie ruwweg twee verschijningsvormen heeft die gelijkwaardig zijn namelijk vrije energie, zeg maar straling en materie. Mij helpt het wel als ik me probeer voor te stellen dat vrije energie golven min of meer rechtuit lopen met een snelheid van ongeveer 300.000 kilometer per seconde. Zo doet een zonnestraal, na dat hij vanaf de zon is vertrokken er ongeveer acht minuten over om bij ons op Aarde te komen. Er is dan een afstand van 150.000.000. ja, honderdvijftig miljoen kilometer afgelegd.
Maar hoe zit het dan met die materie. Ik vertel je niet wat daar nu de absoluut zekere werkelijkheid van is, want dat kunnen we niet zien omdat het veel en veel te klein is. Nils Bohr stelde zich voor dat de atomen, de bestaande elementen, bestaan uit subatomaire deeltjes, onder andere de vrij grote protonen in de kern van een atoom met een positieve lading en de veel kleinere elektronen die daaromheen cirkelen met een negatieve lading.
Nou ja, ik schrijf nou wel het woord deeltjes, maar eigenlijk zijn ze ook energie. Ik stel me voor dat het energiegolven zijn die als een bolletje ronddraaien in plaats van als stralen rechtdoor te gaan zeg maar krulletjes die ronddraaien. Nu is er een grappig verschijnsel dat eigenlijk nog niet zo heel erg goed is verklaard en dat is zwaartekracht. Die draaiende golfjes die al een bolletje ronddraaien in plaats van rechtdoor te gaan op hoge snelheid die vertonen iets dat we massa noemen. Ze hebben gewicht zou je kunnen zeggen en daardoor trekken de positieve protonen en de negatieve elektronen elkaar ook aan. Ze hebben in elk geval de neiging om in vaste aantallen bij elkaar te blijven Dat is dan ook de reden dat bijvoorbeeld de stoel waarop je zit niet plotseling in een warmtestaal verdampt.
Toen kwam ik op een dag die professor in de theoretische fysica tegen. Zulke mensen weten vaak heel veel van elektronen en protonen en atomen en noem maar op. Ze kunnen vaak ook hele ingewikkelde formules bedenken waarmee ze dan kunnen rekenen. De professor was al met pensioen, emeritaat heet dat bij professoren. Hij was een aardige man en ik vroeg hem of ik hen wat vragen mocht stellen. Dat vond hij geloof ik wel amusant. Dus ik vroeg: ‘die subatomaire deeltjes die worden toch beschouwd als spinning waves?’ (draaigolfjes). Hij knikte bedachtzaam en ik zag hem denken, ‘waar wil deze knul heen?’ ‘En dat zijn dan zeker golven met een zeer kleine golflengte? (ín de wereld van de subatomaire deeltjes meten ze niet in millimeters of centimeters maar in een zeer kleine maateenheid, de Ångström. ‘Ja,’ zei de professor, ‘maar wat wilde je nou vragen?’
‘Nou,’ zei ik, ‘zou je die draaigolfjes nu ook kunnen hebben niet op Ångström niveau, maar op bijvoorbeeld millimeter niveau, dat een elektron bijvoorbeeld een ronddraaiend golfje van ongeveer een millimeter is? ‘Ja och,’ zei de professor, ‘dat zou misschien wel kunnen, maar dat is voor onze meetinstrumenten veel te ijl om te meten.’ ‘Dank u wel dat ik u een paar vragen mocht stellen,’ zei ik. ‘Maar waarom wilde je dat weten,’ vroeg de professor. ‘Ach, weet u,’ zei ik, ‘ik ben een sciencefiction schrijver en dan schrijf je vaak over dingen die je fantaseert. Maar ik vind het zelf altijd prettiger om over dingen te schrijven die we weliswaar niet kennen of waarvan we van het bestaan niets afweten, maar die toch niet onzinnig zijn, maar in principe mogelijk.
De professor keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan en zei: ‘nou ja, maar wat moet je dan met het idee van elektronen die een millimeter groot zijn, die kunnen we niet vangen, die kunnen we niet meten, die kunnen we niet in een deeltjesversneller rond laten gaan.’ ‘Nee,’ zei ik, maar in de achttiende eeuw konden we ook nog niet naar de maan. Dus ik dacht: stel je eens voor dat die hele atomaire wereld ook op een veel grotere schaal zou bestaan, en u zegt dat het mogelijk is, dan zou het best zo kunnen zijn dat er op die veel grotere schaal een totale stoffelijke werkelijkheid is, een soort megafysica zou ik dat willen noemen. En dat die werkelijkheid die wij nu nog niet kunnen meten toch krachten en invloeden op ons uitoefent en dat we dat dan op een gegeven moment gaan begrijpen en er ook in een soort wisselwerking mee zouden kunnen komen. Zouden we dan niet toegroeien naar een werkelijkheid die met veel meer begrip en harmonie in elkaar steekt, omdat we dan ineens ons bewust worden van het feit dat we deel uitmaken van veel grotere gehelen.
De professor schudde een heel klei beetje meewarig zijn hoofd, maar ik hoorde hem toch zeggen: ‘Ja ach, het zou kunnen, maar ik heb geen idee hoe we die werkelijkheid zouden kunnen meten en ervaren.
Dat was een eerlijke opmerking van een echte bèta-wetenschapper, maar ik dacht: ‘die typische biologische black box die ons bewustzijn is kon wel eens een veel gevoeliger meetinstrument zijn dan alles wat we tot nu toe aan hardware hebben ontwikkeld.
Ik heb er lang over nagedacht of ik dit stukje over mijn verzonnen megafysica op mijn weblog zou zetten. Ik doe het eigenlijk omdat ik weleens wil weten of ik hier reacties op krijg, of ik hierdoor aan de praat kan raken met mensen die soortgelijke of misschien heel andere en bijzonder ideeën hebben over onze stoffelijke werkelijkheid.