Vanmorgen voordat ik opstond keek ik op mijn horloge, tien voor half tien. Om half zeven was ik al even uit bed geweest, maar daarna was ik weer lekker gaan liggen, althans dat neem ik me op dat moment altijd voor. Nou, lekker liggen is dan op dat moment ook niet het probleem. Zo rond half zeven in de morgen in bed terugkomend zie ik de problemen van onze tijd altijd uitvergroot op me afkomen met de dwingende mededeling daarbij dat het hoog tijd wordt dat ik de oplossing eindelijk presenteer, want dat het allemaal veel te lang duurt. Och, niks bijzonders eigenlijk want ik denk dat misschien wel de helft van de mensen last heeft van dat soort onrust vlagen.
Soms lig ik dan wel een uur lang in mijn hoofd te malen voor ik weer in slaap val en dan, ja dan word ik natuurlijk pas tegen half tien wakker met heel weinig urgentie om het bed al te verlaten. Gelukkig zit Beertje te wachten om uitgelaten te worden.
Die wonderlijke repeterende en draaiende gedachtestroom gedraagt zich eigenlijk altijd het zelfde. Ik wil het niet, ik probeer het te stoppen door mijn ademhaling te gaan tellen, maar op de een of andere manier hangt de slaap nog over mijn gedachten, terwijl ik toch wakker ben. In deze onrustige toestand blijf ik wat liggen woelen tot het moment dat ik een soort compromis vindt, waardoor mijn sombere beschouwing van de wereld van vandaag in een wat minder verontrustend perspectief komt.
Vanmorgen moest ik ineens denken aan Atlantis, het legendarische land dat ooit bestaan schijn te hebben, dat naar men zegt in de zee is verzonken en waarover verhalen de ronde doen. Het land moet, zo begreep ik ooit, ongeveer zo groot zijn geweest als Australië. Het was een heel groot eiland waarover de wonderlijkste verhalen werden en worden verteld. Zo zou er een in meerdere opzichten hoge beschaving zijn geweest, waar ook techniek een belangrijke rol in speelde. Het vreemdste verhaal wat ik echter ooit over Atlantis las was dat men het zware en vuile werk liet doen door wezens die “de dingen” werden genoemd. Ik vond het een ongelooflijk verhaal, maar deze wezens die men dus omschreef als de dingen waren kruisingen tussen mensen en dieren. Vergeleken bij mensen was hun intelligentie beperkt, maar het waren sterke werkers, die dingen. Ze waren slimmer dan dieren en lichamelijk sterker dan mensen. Een soort slaven waren het, net als onze boerderijdieren eigenlijk, maar wel tot stand gebracht met menselijk genetisch materiaal. Dat zou tegenwoordig ondenkbaar zijn…hoewel, mijn hemel, wat zeg ik nu? Een aantal van de vaccins die ons zogenaamd van de ook al zogenaamde corona pandemie moeten afhelpen bevatten erfelijk materiaal van dieren, onder meer van apen, maar ook van menselijke foetussen, in het in te spuiten RNA, dat zich zeker in het menselijk DNA gaat vestigen… Ik verval nu – en dat is in deze crisistijd niet voor de eerste keer – in een zorgelijk gepeins.
Zou het dan toch de bedoeling van de wereldelite zijn dat de erfelijke eigenschappen van de jonge mensen, die de kinderen van de toekomst moeten baren, een soort matig intelligente – en gemakkelijk bestuurbare ondersoort worden. Ik heb al gehoord dat het de bedoeling is dat bezit op den duur verdwijnt, nou ja, behalve voor de elite dan, en dat iedereen toch heel gelukkig zal zijn. Dan hebben we een nieuwe rolverdeling voor de mensheid op Aarde: De elite, die alles bezit en die eigenlijk ook eigenaren zijn van de…tja, hoe zal ik ze noemen…Untermenschen? Die dan volledig van de elite afhankelijk zijn.
Nou ja, de elite is natuurlijk superslim want ze zijn rijk. Wat kan er misgaan? Eigenlijk maar één ding, Ik schrik van de gedachte: de elite krijgt slaande keet onder elkaar.
Wedden dat die dom gemanipuleerde koeienkoppen dan weer met zware wapens de oorlog in worden gestuurd.
Wordt het dan nooit anders?