Zou het werkelijk zo zijn, dacht ik vanmorgen, toen ik het bericht las dat zowel de burgemeester van Amsterdam als de burgemeester van Rotterdam al na een maand de verplichting tot het dragen van mondkapjes op drukke plaatsen afschaffen. Eerder was het zo dat de bedoeling van die verplichting niets te maken had met de werkzaamheid van de zogenaamde bescherming door die kapjes. Men wist, met andere woorden wel dat niet medische mondkapjes geen bescherming bieden voor de drager en ook niet voor de mensen die de drager ontmoet. Waarom dan die verplichting? Het antwoord op die vraag vond ik direct al een beetje raar: het ging om de houding van de mensen te beïnvloeden. Dat vreemde antwoord heb ik een poosje op me laten inwerken.
Als er geen enkele medische grond te vinden was voor het dragen van die hinderlijke gezicht verhullende bedekking, wat kon dan nog meer die verplichting ondersteunen? Ik moet eerlijk bekennen dat ik er niet onmiddellijk op kwam. Maar ineens drong het tot me door: wij moesten leren gehoorzamen aan verplichtingen waarvoor geen enkele noodzaak bestond. Domme slaafse gehoorzaamheid kun je het ook noemen. Tja, kennelijk zijn er mensen die onze samenleving besturen en die blijkbaar te jong zijn om zich te herinneren hoe blij we waren in negentienvijfenveertig dat we eindelijk niet meer slaafs hoefden te gehoorzamen. Daar ben ik eigenlijk flink van geschrokken. Ja, zeiden ze, maak nou toch geen moeilijkheden. Zo erg is het toch niet om een mondkapje te dragen? Ja, wat moet je dan antwoorden? Dat het mondkapje op zich misschien niet zo erg is, maar dat de zinloze verplichting om het te dragen exponentieel is voor een poging van de overheid om ons gedrag aan de grillen en willekeur van de overheid te onderwerpen. Straks wil die fantasierijke overheid dat we buigen als we de politie zien aankomen of dat we een soort veeg beweging is de lucht maken, zogenaamd om de virussen weg te vegen. Ook zinloos, maar evengoed best verplicht te stellen. Nou ja, ga zo maar door. Ik moet er hoe dan ook niets van hebben dat er met ons wordt gesold, want dat is het.
Ik durf het nog bijna niet te schrijven, want nu begint het er heel voorzichtig naar uit te zien dat onze voortvarende overheid met de zogenaamd intelligente lockdown zich enigszins onbehaaglijk in de gekozen positie begint te voelen. Waar de minister van volksgezondheid een week geleden nog stelde dat hij niet van plan was Hydroxychloroquine weer toe te laten op de geneesmiddelenmarkt, omdat het volgens hem kwakzalverij was, hoorde ik vanmorgen het gerucht dat artsen het al weer voorschrijven. Als dat werkelijk het geval is heeft deze minister heel wat uit te leggen betreffende een misdadige poging het Nederlandse volk noodzakelijke geneesmiddelen te onthouden toen die echt hard nodig waren. Nu, nu de pandemie eigenlijk al een poosje voorbij is en er van die middelen geen spectaculaire resultaten meer te verwachten zijn bij gebrek aan nieuwe corona patiënten, vindt de minister het kennelijk veilig om de middelen vrij te laten en daarbij niet al te vaak de kans te lopen het verwijt te horen: zie je nou wel dat het wel helpt, je had het nooit mogen verbieden. Ach, het is allemaal zo kinderlijk doorzichtig.
Waar moet ik nu ineens aan denken? O ja, onze minister voor volksgezondheid is eigenlijk schoolmeester van de basisschool. Nu begin ik het begrijpen. Hij vertelt sprookjes. Maar meneer De Jonge nou toch. Sprookjes vertellen doen we op school toch alleen tijdens dat laatste uurtje, voorlezen aan het eind van de vrijdagmiddag?
Goh, dat was ik bijna vergeten.