Zo snel gaan de technische ontwikkelingen, zo verschrikkelijk snel dat er heel veel veranderd is op onze wereld in onze samenleving. Het gaat veel te snel en ook veel te veel kanten op, waardoor niet een enkel levend mens nog alles kan begrijpen wat er wordt uitgevonden, gemaakt, gebruikt of anderszins toegepast. En natuurlijk leidt dat tot verwarring, maar ook tot moedeloosheid van het soort “ik kan het toch niet volgen” of ook tot desinteresse. Dat laatste is jammer – en waarschijnlijk ook in ons nadeel, want daardoor sluiten wij de ogen voor wat er allemaal op ons afkomt. Eigenlijk zou voor dit probleem een voor iedereen toegankelijke oplossing gevonden moeten worden.
Er is een tijd geweest dat er enkele mensen waren die alles wisten en begrepen wat in hun tijd bekend en te weten was. Leonardo Da Vinci was zo’n uitzonderlijke man. Voor zijn tijd een groot wetenschapper en gedurfd denker. Hij dacht ook op een zeer verrassende manier aan dingen die in de toekomst mogelijk moesten zijn. Zijn omnicopter heeft nooit gevlogen, maar de idee van het hefschroefvliegtuig was briljant en werd veel later in de vorige eeuw verwezenlijkt. Van de Duitse schrijver en filosoof Goethe wordt weleens gezegd dat hij de laatste Homo Universalis was, de laatste mens die alles wist en begreep wat er in zijn tijd te weten en te begrijpen viel.
Dromers en fantasten die zich bezig hielden met de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst zijn er altijd geweest. Zelf ben ik ook zo’n dromer en fantast, wat me er van tijd tot tijd toe brengt om een sciencefiction verhaal te schrijven. Natuurlijk is dat soort denken voor heel veel mensen een beetje onzinnig. Blijf nou maar met je benen op de grond zeggen ze, de gewone werkelijkheid geeft al genoeg om over na te denken. En natuurlijk is dat ook zo, maar de mensen die dat zeggen vergeten vaak dat de alledaagse werkelijkheid heel veel problemen laat zien, waarvoor oplossingen moeten worden bedacht, nieuwe oplossingen graag als alle oude niet voldoen. Tja en dan ben je eigenlijk al een beetje bezig in de toekomst.
Voor mij begint elk sciencefiction verhaal met stel nu eens. Laat ik een voorbeeld geven. Ik bedenk ineens dat ik een kinderverhaal wil schrijven. Het verhaal, zo fantaseer ik, gaat over een boswachter die op een dag in het bos een heel groot ei vindt. Het is een vreemd ei, het is loodzwaar en als hij het aanraakt krijgt hij vreemde visioenen. Bovendien gaat het ei, als hij het op wil pakken vreselijke geluiden maken die hem op een hypnotische manier gevangen houden zodat hij wel gedwongen wordt het enorme ei mee naar zijn hut te nemen.
Toen ik net met het verhaal begonnen was wilde ik een soort draakje uit het ei laten komen, maar hoe het gebeurde weet ik niet, want het ging vanzelf. Die boswachter was ineens een houtvester die in Nederland aan de Landbouwuniversiteit van Wageningen had gestudeerd en dat bos waar hij geschikte bomen voor de kap selecteerde lag in het Australisch deel van Nieuw Guinea. En dat ei, nou ja, dat was op een bepaalde wonderlijke manier ontsnapt na een geweldige explosie in een kamp van de Amerikaanse defensie dat daar niet ver vandaan lag. Dat vertelde ik natuurlijk pas tegen het einde van het verhaal, om het spannend te houden.
Maar als iemand me zou vragen hoe ik daar nou op kwam, dan kan ik alleen maar zeggen dat het vanzelf ging en dat ik het alleen maar niet hoefde tegen te houden. Nou ja, vanzelf, het ging in horten en stoten, want al met al ben ik met dat eerste boek, “Het Komodo Project”, vijf jaar bezig geweest.
Sciencefiction is een manier van fantaseren waarbij je bedenkt – vaak zonder dat je weet hoe – wat er in de toekomst mogelijk zou kunnen zijn, maar niet alleen dat, want dan heb je in feite alleen maar een stukje werkelijkheid bedacht, waarvan iedereen je vraagt wat je er nou eigenlijk mee wil. Nee, een schiencefictionschrijver bedenkt natuurlijk een verhaal met technische – en vooral futuristische dingen die nog niet bestaan. Hoe beter je erin slaagt het op logische ontwikkelingen te laten lijken, hoe geloofwaardiger je verhaal over komt.
Veel mensen vinden sciencefiction en fantacy, dat meestal over magische dingen gaat, onzinnig. Als het over fantacy gaat kan ik mij dat beter voorstellen dan wanneer we het over sciencefiction hebben. In fantacy verhalen gaat het vaak over toverij en ook nog vaak heel erg gewelddadig. Toch moeten we niet vergeten dat alles wat je kunt fantaseren in elk geval in jouw geest bestaat en dus toch op een bepaalde manier deel uitmaakt van je werkelijkheid. Vaak heeft dat te maken met wat je gelooft of waaraan je meent niet te hoeven twijfelen. De kracht van een rotsvast geloof hoef ik vast niet uit te leggen, maar er zijn ook mensen die door een bepaalde mentale instelling hun kansen in het leven weten te vergroten. Je kunt ook zeggen: juist denken leidt tot juist handelen. Op die manier komt je mentale binnenwereld naar buiten. Sommige mensen zijn daar zo goed in dat het soms wel magie lijkt.
Een heel andere – en voor veel mensen aantrekkelijke werkelijkheid is die van het universum waarin we leven en waarvan we een heel klein deeltje zijn. Als je bedenkt hoeveel miljarden zonnen met planeten er alleen al binnen ons melkwegstelsel te vinden zijn, dan wordt het eigenlijk heel onwaarschijnlijk dat er niet heel veel meer planeten zoals de Aarde zijn en dat die planeten op de een of andere manier bewoond worden door levende wezens.
Als we dan bedenken dat er een aantal goede redenen is waarom er dan ook op die planeten wezens zijn ontstaan die op een bepaalde manier op ons lijken, als het intelligente wezens zijn. Denk maar eens even mee. Intelligente wezen willen dingen doen. Ze willen natuurlijk met elkaar, maar ook met duizenden dingen bezig zijn. Om iets te kunnen waarnemen heb je zintuigen nodig. Je hebt twee ogen nodig om te kunnen focussen, om de precieze plek en vorm te bepalen. Je hebt ook twee oren nodig om de richting te kunnen bepalen waar geluid vandaan komt. Dat is handig bij communicatie, maar natuurlijk bij nog veel meer dingen. Om iets te kunnen uitvoeren heb je minimaal twee handen nodig. Het aantal vingers, mits niet te veel is niet zo belangrijk, maar wel dat er een overstaande duim is, waardoor je dingen kunt vastpakken. En om je te kunnen verplaatsten heb je minimaal twee benen nodig. Zo zie je dan hoe mensen op de gedachte komen dat wezens op andere planeten, waarschijnlijk een beetje op ons lijken.
Toch zijn er nog steeds veel mensen die niet geloven dat andere planeten een soort van menselijke beschaving kennen. Bewijs het maar, roepen ze dan. Ja, dan zouden we met de mond vol tanden staan, ware het niet dat het denken in waarschijnlijkheden ons kan helpen. Stel nu dat er een miljoen planeten in ons melkwegstelsel precies de zelfde atmosferische en klimatologische omstandigheden hebben als onze aarde. Waarschijnlijk zijn het er veel meer, dat hebben de astronomen in ieder geval wel kunnen veststellen. Hoe waarschijnlijk is het dan dat zich daar, onder dezelfde gunstige omstandigheden als hier, geen leven in allerlei vormen ontwikkeld zou hebben. Uiteindelijk zijn wij hier van microscopisch leven in de oerzeeën doorontwikkeld tot wat we nu zijn. En natuurlijk kan en zal dat ook elders op grote schaal gebeurd zijn waar de omstandigheden gunstig waren.
Tot zover kan dit betoog onmogelijk sciencefiction genoemd worden, want het bevat niets dan logische gevolgtrekkingen. Wanneer wordt het dan wel sciencefiction? Nou, als we zelf gaan fantaseren hoe die eventuele mensen van andere planeten er dan uitzien en hoe ze leven en wat ze kunnen en wat ze willen en of ze misschien een manier hebben gevonden om hier te komen al dan niet met eerlijke en wat ons betreft goede bedoelingen. En als we dan ook nog gaan verzinnen dat we met hogere snelheden dan die van het licht kunnen reizen, ja dan kunnen we die mensen op die andere planeten ook bezoeken, net als zij ons.
Is dat nou onzinnig? Nee, we weten alleen niet of het ooit gebeurd is, maar dat zelfde kun je zeggen van volgend jaar of zelfs mogen. Dat is ook nog niet gebeurd. Op basis van eerdere ervaringen met de herhaling van dingen geloven we echter stellig dat morgen en ook volgend jaar er wel zullen komen. Zeker weten doen we het echter pas als het gebeurd is, hoewel morgen…en volgend jaar… het blijft afwachten.
Dit lijkt me het goede moment om eens te gaan kijken op welke terreinen in ons leven de sciencefiction nu dichter bij de werkelijkheid aan het komen is. Jules Verne werd in zijn tijd ook door vele mensen uitgelachen om zijn ideeën, maar de reizen naar de maan liggen inmiddels al tientallen jaren achter ons en grote atoomonderzeeërs doorkruisen inmiddels het hele jaar door de oceanen, bewapend met massavernietigingswapens. Het lijkt er trouwens sterk op dat onze uiteindelijke uitvoering van oorspronkelijk als sciencefiction geuite ideeën bijna altijd behoorlijk agressief is. Tja, jammer, maar zo zijn we blijkbaar voor het merendeel. Er komt wat dat betreft weinig sciencefiction aan te pas als we zien dat we blijkbaar altijd bang zijn dat onze bezittingen door anderen worden gepakt. Defensie door het in stelling brengen van de meest moorddadige vernietigingswapen kost jaarlijks vele miljarden. Het is een bloeiende industrie en we schijnen dat met het grootste gemak op te brengen.
Maar wanneer wordt die neiging tot met geweld verdedigen van onze eigendommen nu sciencefiction, ja wanneer? Ik denk dat we op dit moment op zo’n draaipunt in de menselijke geschiedenis zijn aangekomen. Grote denkers, die overigens ook buitengewoon agressieve ideeën kunnen hebben, kunnen als ze over veel geld beschikken gebruik maken van nieuwe en zeer gevaarlijke ontwikkelingen op het schemerige gebied dat zich afspeelt tussen geneeskunde en alles wat in biologische zin kunstmatig kan worden ontwikkeld. Wereldwijd worden daar proeven mee genomen die soms, al dan niet bedoeld op een gruwelijke manier misgaan, maar dat weten we niet en dat krijgen we ook nooit te weten.
Dan begint in mijn hoofd de sciencefictionschrijver een plannetje voor een boosaardig verhaal te verschijnen. Ik hoef er niet eens over na te denken, het komt vanzelf. Ik denk dan aan een verhaal dat ik hoorde vertellen door Judy Mikovits een Amerikaanse wetenschappelijke onderzoekster op het gebied van virussen en microbiologie in het algemeen. Op een dag was er een filmpje op YouTube en dat filmpje heette Pandemic Movie. Het filmpje heeft er maar een paar dagen gestaan voor de YouTube mensen het verwijderden. We mochten dat dus blijkbaar niet weten. In het filmpje vertelde deze mevrouw aan de interviewer dat het heel eenvoudig is om een dodelijk virus te maken. Ze vertelde van de technieken die er tegenwoordig zijn om virussen te veranderen en niet alleen virussen natuurlijk. Met een techniek die Crispr Cas 9 heet kan er uiterst nauwkeurig in ons erfmateriaal DNA worden geknipt en gewijzigd evenals in ons RNA, het zogenaamde messenger eiwit. Tja, dat is soms even schrikken, vooral als zo iemand dan ook nog een heel schrijnend voorbeeld vertelt. Ze zei: ‘het Ebolavirus was oorspronkelijk een virus dat alleen bij dieren voorkwam. We wilden weten hoe het kon veranderen zodat het ook op mensen kon overgaan. De bedoeling was dat het een heel mild virus zou zijn.’
Ik moet zeggen dat ik met rode oortjes zat te kijken en te luisteren toen ze vertelde dat het gelukt was. Dat hebben we trouwens gemerkt toen in West Afrika de menselijke Ebola uitbraak duizenden levens eiste van de arme onschuldige bevolking. Ach ja, men had niet gedacht dat het virus zo agressief zou worden. Later zag ik een filmpje met een andere wetenschapper die onder ede in een rechtbank doodleuk zat te verklaren dat er door abortussen verkregen menselijke embryo’s worden gebruikt om DNA sequenties te winnen waarmee ook dierlijke virussen zo veranderd kunnen worden dat ze toegang krijgen tot de mens. Met andere woorden, onschuldige virusjes kunnen door de tegenwoordige “monteurs” veranderd worden in levensgevaarlijke bedreigingen voor de mensheid.
Is dit nou sciencefiction? Bijna niet meer zou ik zeggen. De Groningse onderzoeker Ben Feringa kreeg de Nobelprijs voor chemie toen hij een voertuigje had weten te maken dat uit slechts enkele moleculen bestaat en dat op afstand kan worden bestuurd. Dat heet nanotechnologie. Stel je dus voor dat je een aantal van die karretjes krijgt ingespoten, want ze zijn zo klein dat ze gemakkelijk door de allerdunste injectienaald kunnen. Die karretjes kunnen natuurlijk iets vervoeren, daar zijn het karretjes voor. Wat kun je er zoal in vervoeren. Bijvoorbeeld middelen die gevaarlijke kankercellen doden. Normaal gesproken zijn middelen die kankercellen doden ook heel giftige chemotherapie. Maar stel nou dat je die uiterst giftige middelen heel precies in die kankercellen kunt afleveren, dan heb je om te beginnen al veel minder nodig en elk schot is raak en de rest van het lichaam hoeft geen last te hebben van die giftige chemomiddelen. Mooi hè? Ben Feringa stond het toen allemaal stralend te vertellen.
Maar ja, weet je, met een mes kun je een boterham snijden en smeren, maar je kunt er ook iemand mee vermoorden. En dat karretje dan, wie brengt het binnen en in welk pakhuis is de lading erop gelegd en waar moet die lading in het lichaam worden afgeleverd? In mijn ingewanden? in mijn spieren? in mijn longen? Of misschien in mijn hersenen? Of heeft de lading van het karretje misschien twee of meer bestemmingen? En hoe weet ik nou precies wat er allemaal de bedoeling is van die lading op dat karretje. Hoe kan ik zeker weten dat de lading van zo’n karretje dat bijvoorbeeld in een vaccin kan worden ingespoten niet verslavend is, dat ik voor de rest van mijn leven steeds weer karretjes met een nieuwe lading nodig heb omdat anders van allerlei dingen niet meer goed gaan. Of, erger nog, misschien kun je op die karretjes wel stoffen vervoeren die heel onschuldig zijn, maar die na een tijd in mijn lichaam te hebben gebivakkeerd veranderen in een stofje dat maakt dat ik op een ochtend gewoon niet meer wakker wordt. Ja, nu kan dat natuurlijk nog niet… of…dat weten we eigenlijk niet. Het enige wat we weten is dat we niet precies weten wat we ingespoten krijgen als we toestaan dat er iets in ons lichaam wordt ingespoten.
Eigenlijk heb ik bij deze zeer nabije vorm van sciencefiction al moeite de injectie te vertrouwen die de arts mij geeft. Die brave arts kan namelijk onmogelijk weten wat er in het echt allemaal op die karretjes is geladen.
Maar is er dan belang bij om een beetje te foezelen met de inhoud van die karretjes? We mogen er toch hopelijk op vertrouwen dat de farmaceutische industrie alleen maar dingen maakt waarvan we beter worden?
Ik wil er maar één ding over zeggen: de fabricage en verkoop is een miljardenindustrie. Het enige wat er gedaan moet worden om succesvol te zijn is nieuws verspreiden over een gevaarlijk virus, waardoor iedereen die er niets van snapt – en dat zijn bijna alle mensen – doodsbang wordt en heilig gelooft dat alleen dat vaccin redding kan brengen. En dan? Worden we dan op de heel lange duur misschien brave, makke schapen die gemakkelijk elke gewenste kant op te sturen zijn. Is dit nou sciencefiction?
Ik ben er niet zeker van.