Wegen naar binnen, ingangen naar het wezenlijke van de mens, van mij, van wellicht iedereen, vormen de grootste zoekopdracht. Naar binnen om te voelen wat wordt gevoeld, te zien wat wordt gezien, te horen wat gehoord wordt, te ruiken wat wordt geroken, te proeven wat wordt geproefd en tenslotte, te weten wat geweten wordt, van elkaar, van elk ander.
Het reisdoel ligt nu vast. Nu sta ik voor die mooie en lastige onbegrijpelijkheid, die ander, die niet ik, tenminste, dat denk ik tot nu toe. Maar daaraan begin ik tegenwoordig gelukkig te twijfelen, twijfelen of elk ander echt niet ik is. Soms denk ik een hele poos van niet.
Om nu niet al direct in bespiegelingen te verdwalen ga ik eerst maar eens kijken in mijn gereedschapskist, de kist waarin al mijn inbrekersgereedschap ligt. Wanordelijk door elkaar ligt het. Om waar dan ook binnen te komen moet je minstens heel methodisch zijn en dat ben ik tot nu toe eigenlijk nooit geweest. Als ik al ergens binnen kwam was het door iets wat ik bij toeval ontdekte, door iets wat plotseling in mij opkwam. Kennelijk komen dingen die plotseling in mij opkomen bij mij binnen of… misschien lag het er altijd al. Want ja, wat zei ik nu zojuist: ‘bij toeval ontdekte’. Alleen iets dat eerst bedekt was kan worden ontdekt. Natuurlijk betekent dat niet dat het er altijd al was. Per slot van rekening kan het bedekt zijn binnen gekomen, zodat ik het eerst moest ontdekken om het waar te nemen.
Beetje verwarrend? Goed, voorbeeld dan. Ooit, ik weet niet eens meer wanneer, maar veel jaren geleden in ieder geval, las ik een Duits natuurgeneeskundig werkje over de therapie met gebruikmaking van eigen bloed en urine. Dat zijn allebei lichaamsvloeistoffen die allebei ieder op hun eigen wijze worden gebruikt door het lichaam om stoffen te vervoeren door het lichaam. In beide gevallen behoren daar zeker afvalstoffen bij die worden vervoerd naar een orgaan dat geschikt is om ze uit het lichaam te verwijderen. De Duitse natuurgeneeskunde gebruikt beide vloeistoffen – kleine hoeveelheden ervan – om op een bepaalde wijze te bewerken en aan het lichaam terug te geven. De bedoelde werkwijze is ontleend aan de bereidingswijze van homeopathische middelen en wordt ‘Isopatisch’ genoemd. Het effect van deze wijze van behandelen wordt omschreven als: een verhoogde uitscheiding van de afvalstoffen die in bloed en urine gemeten werden voorafgaand aan de toediening.
Dit is een werkwijze die niet door mij is ontdekt, maar waarover ik heb gelezen. Wel van mij kwam plotseling het idee dat tranen ook, net als urine, een uitscheidingsproduct zijn en ik vroeg me af of tranen afvalstoffen bevatten. Per slot van rekening wordt er dagelijks een behoorlijke hoeveelheid traanvocht aangemaakt om de ogen vochtig te houden, maar in een aantal emotionele toestanden komt er bij de meesten van ons een ware tranenvloed op gang.
Ik trek vaak de vergelijking met de toestand van diarree. Je hebt iets verkeerds gegeten en je lichaam reageert daarop met het sturen van grote hoeveelheden vocht naar de darmen, zodat de hele inhoud tezamen met de ziek makende bestanddelen zo snel mogelijk worden weggespoeld.
Het blijkt nu – ook weer niet zelf ontdekt, maar opgezocht en gevonden – dat tranen inderdaad ook afvalstoffen bevatten namelijk stukjes eiwitten, zogenaamde neuropeptiden, die in ons zenuwstelsel als verbindingsstofjes worden gebruikt. Van die stofjes hebben de onderzoekers er honderden verschillende ontdekt en ze lijken te maken te hebben met verschillende emoties.
Om het verhaal niet te ingewikkeld te maken houd ik het even simpel: Ik deed een proef. Ik had geluk, want er kwam een mevrouw bij mij die een heel verdrietig verleden met zich mee torste. Ze was er heel ziek van geworden en vele kilo’s afgevallen in feite sleepte haar ziektegeschiedenis zich al jaren voort. Terwijl ze haar verhaal vertelde huilde ze vreselijk en ik zat heel dicht bij haar en kon gemakkelijk haar tranen opvangen.
In afkijken ben ik altijd heel goed geweest. Ik deed simpelweg wat de Duitse therapeuten met bloed en urine doen in therapeutische zin en ik maakte op hun manier een isopatisch middel van die tranen dat ik in een druppelflesje deed en aan haar mee gaf. Van af dat moment keerde het ziekteproces van die vrouw zich om en begon ze beter te worden. Nadien heb ik veel mensen op die manier kunnen helpen met hun bevrijding van de knellende banden van oud – en zelfs van recent leed door op de hier beschreven wijze gebruik te maken van de afvalstoffen die in hun tranen zaten.
Over die therapie met tranen heb ik trouwens een boekje geschreven dat bij uitgeverij Ankh Hermes is uitgegeven onder de titel “Laat je tranen de vrije loop”. Tranen kunnen wat mij betreft dus worden opgevat als een gereedschap om naar binnen te komen.
Zelf verloor ik mijn oudste dochter toen ze nog maar zesendertig jaar was aan de slopende taaislijmziekte. Door mijn eigen tranen te gebruiken heb ik mijzelf toen kunnen helpen, waardoor mijn verdriet de scherpte snel verloor. Natuurlijk mis ik haar na vele jaren nog altijd, maar het is verdriet dat zijn plaats heeft gekregen.
Hoe dit ook zij, ik ben ervan overtuigd dat met tranen die werkelijk om ernstig leed geplengd worden iets mooi voor mensen kan worden gedaan. De tranen die bij verdriet over de wangen stromen bieden dus op hun weg naar buiten als het ware een sleutel om naar binnen te komen.
Zulke sleutels, ja, die zoek ik.