Improvisatie, niets dan improvisatie

Redenen om aan het leven te beginnen en redenen om er – zo lijkt het vaak – zo lang mogelijk mee door te willen gaan, er zijn er vast heel veel meer dan ik nu kan bedenken. Eens kijken hoe ver ik kom.

Veel kan ik me natuurlijk niet herinneren uit de toestand waarin ik mij bevond voor ik mij in de situatie begaf waarin tijd zulk een belangrijke rol speelt en die we over het algemeen aanduiden met het woord ‘leven’.

Aangezien ik mijzelf graag mijn rechtmatige verdiensten aanreken ben ik lang geleden opgehouden iets of iemand anders verantwoordelijk te stellen voor dingen die in mijn leven gebrekkig – of helemaal mislopen. Dit laatste is dan ook veruit de belangrijkste reden waarom ik er zeker van ben dat ik gekozen heb voor dit tijdelijk bestaan. Ons unieke leven heeft – hoe ellendig dat van sommige mensen ook is ingericht – iets moois, iets van een lange, eenmalige voorstelling, waarvan voor geen enkel onderdeel gerepeteerd kan worden, maar die altijd nieuwe vergezichten biedt. Altijd weer moet er worden geïmproviseerd. Elke handeling die je verricht, elk woord dat je spreekt, elke gedachte die in je hoofd opkomt is nieuw, want de tijd is voortgeschreden tussen het vorige ogenschijnlijk identieke moment, de vorige ogenschijnlijk identieke handeling.

Als je, zoals de meeste mensen, van zekerheid meent te houden kun je jezelf oefenen in allerlei vaardigheden, zoals bijvoorbeeld een musicus zijn partijen oefent. Maar bedenk: hoe je ook oefent, elke uitvoering van dat wat je hebt geoefend is anders, want jij bent anders, stukje verderop in je leven. In elk geval ben je steeds weer aangekomen op een moment dat je nooit eerder hebt kunnen beleven. Het lukt dan beter of minder goed het geoefende uit te voeren en er is maar één innerlijke houding die je steeds weer helpt door te gaan: improviseren. Dat lijkt overigens vaak niet zo, omdat veel van deze improvisaties ten doel hebben een reeds eerder beleefde werkelijkheid te doen herleven. Als dan de huidige belevenis sterk overeenkomt met het herinneringsbeeld vinden we dat prachtig, want net als toen we kinderen waren moet een gezochte gebeurtenis – net als het sprookje dat ons vroeger werd verteld – graag op de zelfde wijze en met de zelfde woorden worden verteld. We houden namelijk van zekerheid. Die is er natuurlijk niet in ons leven, en dat is maar goed ook, maar de meeste mensen blijven daar toch naar zoeken. Dat, dat zoeken naar zekerheid, naar iets – hoe gering ook – dat blijvend is, dat is een drang die ons maar blijft vervullen tot het moment dat de belofte van onze eigen tijdelijkheid wordt ingelost en ons leven zijn einde vindt en het enige zekere vooruitzicht dat we hebben realiteit wordt.

In onze sterk seculariserende deel van de wereldbevolking is gaandeweg steeds minder behoefte aan het gezamenlijk beleven en belijden van aannames die de grenzen van het tijdelijke leven overschrijden. Ik doel hier natuurlijk op het geloven en de godsdienstigheid. Tussen de religieuze en de wetenschappelijke wereld heerst namelijk een merkwaardige tegenstelling. Die tegenstelling is objectief beschouwd zo enorm dat je zou verwachten dar er fundamentele strijd uit voort zou komen. Stel je voor: aannames hebben in alle wetenschappen de functie dat ze door middel van bewijsvoering – desnoods uit het ongerijmde – bewezen of verworpen moeten worden. Hoe anders is dat binnen de religieuze wereld. En nu laat ik zelfs de heel streng gelovige Bijbel-belt figuren tezamen met alle andere orthodoxie maar even buiten beschouwing, maar toch zijn er nog opvallend veel tamelijk gematigde gelovigen die ervan  uitgaan dat er na dit leven een soort toestand ontstaat – wat voor naam je er ook aan wilt geven – waarin eeuwigdurend alles goed komt. Volgens deze levensbeschouwingen krijg je daar echt alles voor elkaar wat je hier tijdens je leven door eigen – of andermans schuld door de neus is geboord. Ook gaat een geringer aantal in die kringen ervan uit dat er na het leven eerst een louterende periode moet volgen, waarin met afgrijzen wordt teruggeblikt op de eigen wandaden. Heb je dat een keer achter de rug dan komt echt alles goed. Ik denk altijd: als je dat nu echt allemaal aanneemt, dan zul je vermoedelijk met toenemend verlangen naar het einde van je levensweg uitzien.

Maar ja, er zitten toch een paar lelijke dunne plekken in die veiligheidsdeken van het geloof. In de eerste plaats heeft eeuwigdurendheid twee onverteerbare kenmerken voor de starter op dat terrein: Eeuwigdurend heeft geen einde, maar daardoor ook geen begin. Als namelijk de eeuwigheid pas begint als ik voorgoed mijn ogen sluit waarmee hebben die arme sukkelaars die vòòr mij stierven dan al die tijd in de wachtkamer zitten wachten totdat ik eindelijk dood ging zodat voor hen ook eindelijk de deur naar de eeuwigheid open kon.                                                                                                                                           Als we bovenstaande stellingname voor elk menselijk individu  door redeneren is het een onbestaanbaar verhaal. Eindeloos is aan weerszijden onbegrensd. Het heeft geen begin en geen einde. De eeuwigheid is een virtuele denkinhoud, waarmee we verhalen kunnen bedenken, maar ook hogere wiskunde. De eeuwige oneindigheid is namelijk abstract.

Een oude, in onze taal nog vaak gebruikte uitdrukking kan misschien een beter licht werpen op het verschijnsel sterven. Omdat de taal aan veel veranderingen bloot staat horen we oude uitdrukkingen niet vaak meer. Vroeger hoorde men over iemand die overleden was vaak zeggen: hij of zij is uit de tijd. En nu weet ik wel dat de tweede, minder letterlijke betekenis van deze uitdrukking tegenwoordig gebruikt wordt om aan te geven dat iets niet meer bij de huidige mode of gebruiken past, maar die letterlijke betekenis, niet meer in de tijd zijn, dat vind ik een heel mooie betekenis om het geheim te omschrijven van na – en zo je wilt vòòr dit leven. De opvatting die in deze uitdrukking naar voren komt is er een die veel meer ruimte laat voor onze voortdurende improvisatiedrang: Hij of zij is uit de tijd. Wij niet, wij zijn nog in de tijd. Als je namelijk in de tijd bent is er nog beweging, zijn er nog gebeurtenissen, want gebeurtenissen en beweging hangen samen met tijd. Wie of wat ophoudt te bewegen is daarmee uit de tijd.

Het is eigenlijk heel merkwaardig dat zoveel mensen, als het gaat om leven of dood behoefte aan een speculatieve mening te hebben. Een soort preview van een programma dat later zal worden vertoond. Dan weten we alvast waarop we moeten rekenen.

Nu was ik het hier bijna vergeten. Het is natuurlijk die behoefte aan zekerheid. Maar zekerheid is er niet mensen, wel improvisatie. Dat is trouwens veel leuker en in ieder geval verrassender dan zekerheid.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.