6.
Wesley Bronston had de zaken voor de volgende morgen goed voorbereid. Hij had ervoor gezorgd dat er voldoende camera’s aanwezig waren in zijn operatiekamer. Ook had hij drie van zijn meest getalenteerde coassistenten gevraagd aanwezig te zijn om de simpele reden dat waarnemen toch altijd mensenwerk is en dat er verschillen in de waarneming kunnen ontstaan die op zich alleen al tot interessante conclusies kunnen leiden, maar die toch altijd om vergelijking vragen.
Lars Havers had op de dag dat hij de doodzieke setter had binnengekregen uit bloed en slijm een DNA profiel van de hond gemaakt, waarbij hem was opgevallen dat de hond sowieso niet erg veel ouder zou worden, omdat de telomerenreeksen aan het eind van het bestudeerde DNA erg kort waren en hier en daar geheel ontbraken. Cellen waarvan de telomeren verbruikt zijn kunnen zich niet meer delen, dat was al heel lang bekend. Het DNA profiel had hij de vorige avond vlak na thuiskomst samen met zijn bevindingen al naar de universiteit gezonden.
Wesley Bronston had hetzelfde gedaan. Hij had wat wangslijm uit de bek van de hond genomen en voor de zekerheid had hij een kleine biops uit een melkklier genomen. Het DNA profiel dat hij daarna gemaakt had was voor Wesley Bronston een belevenis geweest die hem in zijn hele leven nog nooit was overkomen. Hij had de hele nacht geen oog dicht kunnen doen van de spanning. Rond vier uur kon hij het in bed niet langer uithouden. Hij had zich aangekleed en was naar zijn laboratorium op de universiteit gegaan. Van de nerveuze spanning had hij zich bij het bewakingssysteem wel twee keer moeten identificeren. Eenmaal in zijn laboratorium was hij begonnen de twee DNA-samples van voor – en na de teleportatie keer op keer met elkaar te vergelijken. Als er al iets duidelijk was, dan was het wel dat het samples van dezelfde hond waren. Voor de teleportatie was er duidelijk sprake van oud en afgeleefd DNA, dat zich bijna niet meer kon delen. Na de teleportatie zag het er totaal anders uit. Oh ja, er was geen twijfel mogelijk, het was absoluut de zelfde hond, maar dit DNA leek wel van een heel jonge hond. Prachtige lange telomeren reeksen zag hij bij de tests die hij verbijsterd een aantal keren herhaalde. Wesley Bronston stond voor een raadsel. Deze hele onderneming had in de eerste plaats ten doel gehad om te zien of een ziek levend wezen, een hond in dit geval, zonder gevaar door middel van teleportatie kon worden verplaatst naar een plek waar adequate hulp kon worden geboden. Maar nu had er zich plotseling een zeer ingrijpend genezingsproces voorgedaan, waarbij niet alleen de uitgebreide uitgezaaide kanker in de melklijsten van deze Ierse setter niet meer viel waar te nemen, maar de hele toestand van het dier maakte overduidelijk de indruk van een nog jonge – en vitale hond. In totale verbijstering had hij in de vroege uren van die dag keer op keer alle gegevens opnieuw bekeken om telkens weer vast te stellen dat er geen fouten gemaakt waren en dat de werkelijkheid zoals hij die kende binnen zijn vakgebied nooit meer hetzelfde zou zijn.
Eén enkele vraag drong zich nu voortdurend aan Wesley Bronston op: Was dit nu de poort naar het eeuwige leven, waarvan de mensheid sinds eeuwen droomde of stond hij te kijken naar het resultaat van een bizarre grap of een gigantisch artefact. Alles in hem schreeuwde: ‘dit kan niet, dit is onmogelijk, je vergist je, pas op, je zult je onsterfelijk belachelijk maken als je dit bekend maakt.’ Hij stond voor het grootste dilemma in zijn leven.
Stipt om negen uur stonden Lars Havers, Nils Bexon en Judith Krantz voor de deur van de faculteit. Een van de ook al vroeg gearriveerde coassistenten liet hen binnen.
Bij hun aankomst op de afdeling had Wesley Bronston de hond, die inmiddels uit haar narcose was ontwaakt, uit de bench gehaald. Het dier kwam kwispelend op Lars Havers aflopen, de enige van het gezelschap die hij al jaren kende. Lars was op een stoel gaan zitten en de hond was naast hem gaan zitten. Lars streelde de hond en liet liefkozend de lange oren van het dier tussen zijn vingers doorglijden. Met grote ogen keek hij naar het setterteefje dat al meer dan tien jaar regelmatig zijn patiënt was geweest. ‘Ach kijk nou toch, daar hebben we mijn lieve settertje Beau.’ Lars had tranen van ontroering in zijn ogen. ‘Och mijn hondje, ben je nu terug van bijna helemaal weg.’ Hij nam de kop van de hond in beide handen en raakte even met zijn neus aan de neus van de hond, wat hem een klein likje op zijn neus opleverde. Lars liet de hond los die nu aan zijn voeten ging liggen en keek om zich heen. ‘De eigenaar van deze hond is zelf een oude man,’ zei hij. ‘Hij had me gevraagd de hond te laten inslapen als er niets meer voor het dier kon worden gedaan. Zelf kon hij het emotioneel niet aan om daarbij aanwezig te zijn. Overigens geloof ik ook niet dat deze eigenaar nog aan een nieuwe hond zou beginnen als ik deze inderdaad had moeten laten inslapen. Maar nu sta ik toch voor een ernstig dilemma.’
‘Hoezo een ernstig dilemma?’ wilde Wesley Bronston weten.
‘Ach, weetje,’ zei Lars opstaand, ‘ik ken deze eigenaar en deze hond vanaf het moment dat ze een puppy was. Met dit dier zijn we nu in een heel ongebruikelijke – en daarmee voor mij heel ongemakkelijke situatie gekomen. Als ik jullie zou vragen wat jullie ervan zouden vinden om onze bevindingen met dit dier maar wereldkundig te maken, dat vermoed ik dat jullie daartegen ernstig bezwaar zouden maken op grond van het feit dat een dergelijke publicatie wel erg prematuur zou zijn en dat we dit experiment zeker een groot aantal keren moeten herhalen. Het is natuurlijk wel buitengewoon onwetenschappelijk om het rapporteren van wat een geweldige ontdekking zou kunnen zijn te laten berusten op een enkele waarneming. Maar wat vertel ik nu het oude baasje van deze inmiddels weer springlevende hond?’
Er viel een stilte.
Lars Havers wendde zich tot Judith Krantz: ‘wat vinden jullie, dit onderzoek is tenslotte jullie initiatief.’
Judith leek te weifelen. Nils Bexon zei: ‘Uit wat je vertelde over de oude baas van de hond kreeg ik de indruk dat hij eigenlijk al afscheid van de hond had genomen toen hij haar bij je bracht Lars.’
Lars Havers was weer gaan zitten en knikte zachtjes met zijn hoofd. ‘Ja,’ zei hij, dat is wel zo. De oude man had tranen in zijn ogen toen hij de deur uit ging.’
‘Je zou even contact met de man moeten opnemen en hem zeggen dat je met de hond naar de faculteit diergeneeskunde bent gegaan om onderzoek te laten doen ten behoeve van de wetenschap en omdat je – wat ook waar is – zelf geen behandelmogelijkheden meer had.
Judith was nu opgestaan. Met verontwaardiging in haar stem zei ze: ‘ja, ja, maar dan staan we voor dat verdrietige hondenbaasje wel de boel bij elkaar te liegen.’
‘Ja Juud, natuurlijk heb je daar gelijk in,’ kwam Nils Bexon tussenbeide, maar wat er nu gebeurd is kunnen we echt nog lang niet bekend maken. Dit is zo groot en veelomvattend. Bovendien is wat we dan tegen de oude baas van de hond zeggen ook de bedoeling geweest toen we het dier teleporteerden.’
Nu vond Wesley Bronston het tijd om de regie te pakken. Het was tenslotte zijn faculteit en het waren zijn coassistenten. ‘Luister mensen, ik heb een plan. Laten wij ons even terugtrekken in mijn werkkamer. Neem de hond maar mee, het is een rustig beestje en ik vermoed dat ze zich bij Lars het prettigst voelt. Mijn secretaresse zal inmiddels ook wel achter haar bureau zitten en ik zal haar opdracht geven even een standaard geheimhoudingsdocument naar jullie 3D communicators te sturen, zodat we het tijdens de koffie kunnen bespreken en eventuele aanpassingen invoeren.’
Met zijn zevenen zaten ze even later aan de vergadertafel in de kamer van Wesley Bronston.
Een heel klein beetje ongemakkelijk vond Judith Krantz het wel, omdat ze gewend was in hun eigen bedrijf eigenlijk alle beslissingen grotendeels haar kant op te praten, iets wat iedereen doorgaans goed vond, omdat ze eigenlijk de spil van het bedrijf was. Hier, besefte ze, waren ze bezig binnen de faculteit diergeneeskunde iets te ontdekken dat zeker niet wereldkundig moest worden gemaakt voordat uit grondig onderzoek was gebleken dat alles klopte en dat de conclusies juist waren. En ook dan moest uiterste geheimhouding in acht worden genomen. Verstrekkende implicaties voor de hele medische wetenschap, maar vooral ook voor de farmaceutische wetenschap, wanneer misschien wel een nu nog onbekend deel van alle farmaceutische producten overbodig zouden worden.
Kort gezegd: misschien was het wel raadzaam helemaal niets over deze toevallige ontdekking bekend te maken.
Wesley Bronston had het iedereen gemakkelijk gemaakt. De geheimhoudings-verklaring, die iedereen in zijn 3D communicator kon lezen beoogde niet anders dan een communicatiestilte naar buiten tot aan het moment dat de initiatiefnemers het erover eens waren dat het eindresultaat van het onderzoek eenduidig was geformuleerd. Het doel was vanzelfsprekend: wat het ook was dat ze zouden ontdekken, er moest pas over gepubliceerd worden nadat onomstotelijk vast zou staan dat ze niet met het een of andere artefact te maken hadden en zich door publicatie ervan onsterfelijk belachelijk zouden maken. Stel je voor, het ging hier mogelijk om een ongelooflijke levensverlenging. Weliswaar was hier sprake van een hond en niet van een mens. Bovendien moest nog worden vastgesteld dat deze hond hierdoor inderdaad aan een nieuw en lang leven begon. Hoe dan ook, hoopvol was het en buitengewoon interessant. Iedereen was het met deze geheimhoudingsverklaring eens en bevestigde dat. Wesley Bronston zag in gedachten zijn ster rijzen in de wetenschappelijke wereld.
Judith Krantz dacht aan het gesprek dat ze kort geleden met Brian Uliger had gehad en hoe ze zich eigenlijk plotseling bewust was geworden van het feit dat zijzelf eigenlijk ook geen verouderingstekenen vertoonde. Weliswaar was ze nu nog jong genoeg. Het zou nog niemand erg zijn opgevallen, behalve dat iemand die haar goed kende misschien af en toe dacht: ‘Judith hoe komt het toch dat je er altijd zo jong en stralend uitziet?’ Een vraag die haar tot nu toe overigens nooit gesteld was en waarmee ze zich eigenlijk ook nooit bezig hield.
Er werd besloten dat Nils Bexon en Lars Havers wekelijks enkele dagdelen mee zouden werken aan het onderzoek naar de veranderde anatomische en fysiologische kenmerken van de Ierse setter en dat deze regeling in stand zou blijven tot het de eindrapportage gereed was. Lars Havers zou, indien de gelegenheid zich voordeed, andere terminale dieren aanbrengen, waarvan de eigenaren ervan afzagen aanwezig zijn bij het inslapen. Lars wist te vertellen dat ongeveer één op de vier eigenaren het sterven van hun lieveling emotioneel niet aankonden. Een probleem waar hij echter wel de aandacht op vestigde was de vraag wat er met de dieren moest gebeuren, nadat ze door de teleportatie gered waren. ‘Ik heb daar misschien wel een bruikbaar idee over,’ zei Wesley Bronston, ‘maar op dit moment kunnen we besluiten daarover nog even voor ons uit schuiven.
Stevige afspraken waren er gemaakt over het voorlopig zwijgen over dit project. Er waren echter geen afspraken gemaakt met betrekking tot het toepassen van de eindresultaten, wat misschien beter wel had kunnen gebeuren.
Overigens had Judith nog een gedachte die aan haar geweten knaagde. De teleportatiemachine was jaren geleden in zijn oorspronkelijke vorm eigenlijk ontworpen in het bedrijf van haar goede vriend Brian Uliger. Brian had er zelf ook een flink aandeel in gehad. De verfijningen die ertoe hadden geleid dat een levend wezen, weliswaar gedrogeerd, kon worden geteleporteerd was het werk van Judith zelf. Een en ander overwegend vroeg Judith zich af of ze eigenlijk Brian niet moest betrekken bij dit project. Razendsnel dacht ze na over eventuele argumenten die voor het betrekken van Brian bij dit onderzoek zouden zijn. Zeker was dat Brian het zonder twijfel buitengewoon interessant zou vinden en dat hij alleen al op grond daarvan bereid zou zijn een belangrijk deel van de benodigde financiële middelen te sponsoren. Ze stond op van haar stoel aan de vergadertafel in de kamer van Wesley Bronston en zette haar handen op het tafelblad, terwijl ze de kring rond keek. Er viel een stilte en alle ogen richtten zich op Judith. ‘Ik wil graag even jullie aandacht voor het volgende,’ Judith had moeite haar enthousiasme in toom te houden en een kalme en beheerste indruk te maken. Nils Bexon, die haar al jaren door en door kende, keek van terzijde naar haar en knikte zachtjes goedkeurend.
‘Ik vermoed dat Brian Uliger, met wie ik indertijd samen de eerste versie van de teleportatiemachine heb ontwikkeld, heel graag zal willen participeren in dit project. Ik weet nu al zeker dat alleen voldoende grootschalig onderzoek de benodigde betrouwbare resultaten zal opleveren en ik weet ook zeker…’ ze keek nu Wesley Bronston aan, ‘dat dergelijk onderzoek ver boven het daarvoor beschikbare universitaire budget uit zal gaan. Het lijkt mij dan ook heel verstandig Brian Uliger op zo kort mogelijke termijn uit te nodigen.’
Bronston keek aanvankelijk een beetje zuur. Hij had gehoopt helemaal alleen bovenaan dit project te kunnen staan, maar hij zag in dat de financiële middelen voor wetenschappelijk onderzoek van de faculteit diergeneeskunde waarschijnlijk binnen zeer korte tijd uitgeput zouden zijn en in gedachten hoorde hij de verwijten van collega’s al die hij voorlopig sowieso al niet veel wijzer zou kunnen maken omtrent het doel van het onderzoek, want dan lag het hele verhaal binnen de kortste keren op straat. Geheimzinnigdoenerij was in universitaire kringen vaker gewoonte dan uitzondering, wanneer iemand iets sensationeel nieuws meende te hebben. In dit geval wist Bronston dat uitlekken waarschijnlijk een definitief einde aan zijn participatie zou betekenen. Brian Uliger was natuurlijk ervaren in het beschermen van nieuwe ideeën. Met enige afgunst in de geest moest Wesley erkennen dat Brian Uliger waarschijnlijk de beste kans bood op succes met dit project. Hij stemde in.
Judith beloofde Brian op de hoogte te stellen en uit te nodigen voor de volgende bijeenkomst. In het laboratorium van Wesley werd dadelijk begonnen met het opstellen van een uitgebreid onderzoeksprotocol.
Tegen negen uur in de avond sloot Wesley Bronston de deur van zijn afdeling met een hoofd vol weliswaar gemengde – maar toch heel hoopvolle gevoelens.
Judith, Nils en Lars waren samen naar buiten gegaan. Lars had gegroet en was naar huis gegaan. Judith was met Nils blijven staan praten tot Lars verdwenen was. ‘Wij moesten samen nog maar even iets gaan drinken,’ zei Judith, terwijl ze Nils doordringend aankeek.
Nils knikte nadenkend: ‘Ja, goed idee Judith. Komt Jesse ook weer naar huis?’
Judith knikte. ‘Mooi, want het lijkt me goed als hij volledig betrokken wordt bij alles wat er nu gaat gebeuren.