3.
George Banner legde zijn 3D communicator rechts naast zich op het grote werkblad. Tegenover hem was op nog geen meter afstand de nu nog lege wand die hij met een stemcommando in het grote scherm van het veiligheidscomputersysteem kon laten veranderen. ‘3D communicator William Carter,’ sprak hij in de richting van de muur. Voor hem, tussen personeelsleden in de kantine, stond nu William Carter met een glas in zijn hand met een strakke blik in zijn ogen. Naast hem stond Alex Fowler.
‘Vooruit Alex,’ William legde zijn hand op de schouder van zijn compagnon. ‘Wij zijn vandaag in een feestelijke stemming, weet je nog? Nou ja, die stemming was in elk geval feestelijk tot we dat hersenloze gebekvecht met Camden daarstraks hadden.’
George Banner, hoofd beveiliging, ging rechtop achter zijn bureau zitten. ‘Opname,’ zei hij in de richting van het beeld op de wand dat nu drie dimensionaal was geworden en de hele ruimte vulde. De heren hadden dus ruzie met elkaar gekregen en daarom had Camden hem natuurlijk opgedragen ze in de gaten te houden. Banner schudde zachtjes zijn hoofd. Ondanks het feit dat hij al sedert de begintijd van dit bedrijf de beveiliging verzorgde had hij een grondige hekel aan onnodig wantrouwige mensen; en Camden was wantrouwig, paranoïde leek hij af en toe wel. Om die reden had Camden ook bevolen dat de 3D communicators van alle personeelsleden onmiddellijk in verbinding stonden met het bureau van de beveiliging. Carter en Fowler hadden zich daartegen verzet, maar Camden had zijn zin doorgedreven met de belofte dat in elke 3D communicator een led zou gaan knipperen en een piepsignaaltje te horen zou zijn als de beveiliging de verbinding met die betreffende communicator maakte en elk woord en elke beweging van de eigenaar van die communicator kon volgen zonder dat die volger overigens zelf te zien was. Carter en Fowler hadden om die reden schoorvoetend ingestemd in de overtuiging dat iedereen dan tenminste kon zien en horen wanneer hij of zij gevolgd werd en eventueel de communicator kon uitschakelen.
Camden had er echter opdracht gegeven de waarschuwingsfunctie alleen op zijn eigen toestel te programmeren. De communicators van Carter en Fowler hadden natuurlijk geen volgfunctie, had Camden beloofd. Dat vormde in Camdens geest echter een te groot risico. Hij kon iedereen laten volgen op elke plek waar de 3D communicator meegenomen werd en aan stond. Iets waar hij en Banner alleen van op de hoogte waren.
Banner was de enige man buiten Camden die afwist van de bijzondere programmering van de communicators, die alle werknemers dagelijks bij zich hadden en die ook verplicht aan moest staan, althans dat was een voorwaarde die ondertekend moest worden wanneer een werknemer in dienst trad van G.T.C.
Camden had hierover een tamelijk langdurig – en overwegend eenzijdig gesprek met Banner gevoerd. Hij had daarbij duidelijk gemaakt dat hij altijd bezorgd was over het mogelijk lekken van bedrijfsgegevens. ‘Wij zijn een bedrijf dat unieke farmaceutische producten ontwikkelt, begrijp je Banner? Als kennis weglekt en een concurrent gaat ermee aan de haal, dan is het leed voor G.T.C. niet te overzien.’ Hij had Banner ernstig aangekeken en Banner had ijverig geknikt. ‘Je positie hier hangt helemaal af van geheimhouding over de instelling van de communicators. Niemand maar dan ook niemand mag dit weten. Mijn mededirecteuren stel ik zelf wel op de hoogte.’ En terwijl hij Banner naar de deur van zijn kantoor begeleidde zei hij nog eens met nadruk: ‘dus je weet wat je te doen staat en waarover wel en niet gesproken wordt.’ Banner had geknikt. ‘Zeker meneer Camden,’ had hij gezegd, maar terwijl hij de gang uitliep had hij over de hele geheimzinnigdoenerij van Camden toch een vervelende twijfel gevoeld.
George Banner was zijn carrière ooit begonnen bij de politie. Hij was een intelligente man en het recherche vak was hem op het lijf geschreven. Na enkele jaren bij de politie merkte hij echter dat het eeuwige probleem van die overheidsdienst nooit zou worden opgelost. Altijd zou er te veel werk door te weinig mensen gedaan moeten worden en altijd zou er heel weinig tijd voor vrouw en kinderen zijn als je eindelijk heel laat doodmoe thuiskwam.
Bij G.T.C. was hij gevraagd te solliciteren. Waaraan hij dat te danken had wist hij toen niet. Later wel. Toen had hij via via vernomen dat zijn hoofcommissaris een vriendje was van Camden. Blijkbaar had Camden zijn vriendje gevraagd of hij misschien een geschikte topman voor de beveiliging van het nieuwe bedrijf wist. Banner had het toen allang prachtig gevonden. Mooie regelmatige werktijden. Tijd voor vrouw en kinderen. Kon hij in de weekenden zich bezig houden met de sportieve ontwikkeling van zijn twee zoontjes.
In het begin was dat ook zo geweest, maar Camden had zelf de organisatie van de beveiligingsdienst naar zich toe getrokken. In het begin had hij Banner er nog wel bij betrokken, zogenaamd om zijn advies te vragen. Banner had echter al snel gemerkt dat Camden een volledig eigen koers voer en dat het in feite helemaal niets uitmaakte wat hij adviseerde. Camden knikte aandachtig, deed alsof hij naar hem luisterde en deed vervolgens wat hij zelf wilde. En wat Camden wilde was zoveel mogelijk automatisering en zo weinig mogelijk personeel. Het kwam erop neer dat de hele beveiligingsdienst uit drie man bestond en een ongelooflijke berg kostbare apparatuur die het mogelijk maakte om ieder van de rond honderdvijftig personeelsleden van G.T.C. vierentwintig uur per dag te monitoren. Dat monitoren was de taak van George Banner. Zijn personeelsleden Frank Burns en Roger Hamilton onderhielden de techniek en implementeerden af en toe nieuwere versies van de bewakingsprogramma’s die ze zelf ontwikkelden. Natuurlijk hadden Burns en Hamilton filter algoritmen geprogrammeerd, waardoor echte privé zaken goeddeels werden weg gefilterd. Anders was er helemaal geen beginnen aan, maar door het voortdurend groeiende wensenpakket van Camden had George Banner werkdagen van soms wel zestien uur.
Eigenlijk stond hij er alleen voor. Zijn riante salaris maakte dat slechts ten dele goed, vond hij.
Zijn aandacht werd nu weer getrokken naar de gebeurtenissen in de kantine, zoals die virtueel om hem heen gebeurden. William Carter en Alex Fowler waren nu met het glas in de hand naar een hoek van de ruimte gelopen waar geen andere personeelsleden stonden.
Alex Fowler keek zijn collega vragend aan: ‘Toch vind ik het gek,’ begon hij, ‘denk jij nou dat Camden echt meende dat we die laatste fase van het onderzoek niet mogen beginnen?’ Carter knikte mistroostig met zijn hoofd. ‘Ik ben bang van wel,’ zei hij. Terwijl hij zijn glas op het tafeltje naast hem neerzette haalde hij zijn 3D communicator uit zijn broekzak en keek naar het scherm. Hij haalde opgelucht adem.
Alex Fowler grinnikte: ‘we worden niet gevolgd?’
William Carter schudde zachtjes met zijn hoofd: ‘zo te zien niet, maar ik begin eigenlijk het vertrouwen in deze apparaatjes een beetje te verliezen.’
‘Ben je niet een beetje paranoia aan het worden Will?’ vroeg Fowler.
‘Ach ja, misschien heb je gelijk, maar door de ontmoeting met Camden daarstraks is er bij mij van binnen iets veranderd.
Aan zijn bureau knikte George Banner instemmend. ‘Carter heeft gelijk, dit is eigenlijk te gek voor woorden,’ dacht hij. ‘Ik moet verdomme de twee oprichters van het bedrijf bespioneren zonder dat ze het merken. Niemand mag het weten, alleen de man die over de centen gaat moet alles weten wat ze doen. Dit zijn verdomme de twee mannen die dit bedrijf met hart en ziel hebben opgebouwd. Hij zag hoe Carter zijn gezicht dicht naar het oor van Fowler bewoog. Onwillekeurig moest hij grinniken. ‘Dit helpt echt niet, jongens, je kunt fluisteren wat je wilt, maar de apparaten die we gebruiken kunnen bijna horen wat je denkt.’ Dat was natuurlijk onzin, maar wat absoluut geen onzin was betrof de gevoeligheid en de filtermogelijkheden van de spionage apparatuur.
George Banner besloot de omvang van de opname te beperken. Hoewel hij er eigenlijk zeker van was dat Camden daar kwaad over zou zijn als hij maandagochtend de opnames van het weekend te zien kreeg zei hij: ‘Vervolg opname uitsluitend bij gesproken tekst boven tachtig decibel. Op deze manier zou er bij zacht spreken en natuurlijk ook bij fluisteren absoluut niets verstaanbaars te horen zijn. Hij zakte achterover tegen de rugleuning van zijn bureaustoel. Om zijn lippen krulde een glimlach. ‘Van die apparatuur van jou deugt geen donder,’ hoorde hij in gedachten Camden al briesen. ‘Ja, ik heb het ook gehoord, meneer Camden,’ zou hij met een schuldige uitdrukking op zijn gezicht zeggen. ‘Ik zal Roger Hamilton opdragen de automatische niveauregeling opnieuw in te stellen. Het is weer een nieuwe versie, weet u, en dan kan een storinkje nog wel eens voorkomen.’
Camden zou dan absoluut roepen dat hij niet voor storingen betaalde en daarna zou hij, Banner, gedienstig knikkend de deur uitlopen. Vervelend was natuurlijk wel dat hij het spelletje onmogelijk kon volhouden. Hij besloot een oud diplomatiek trucje te gebruiken. Hij stuurde Carter en Fowler een geschreven berichtje dat automatisch en volledig zou worden gewist als de ontvanger het gelezen had. Het berichtje luidde: Uw 3D communicator kan ten gevolge van een storing in de stand ‘volgen’ blijven staan, zonder dat de indicatoren dit aangeven. Het is daarom aan te bevelen de communicator bij het verlaten van het bedrijf in uw werkruimte achter te laten. Gedurende het komende weekeinde zullen de betreffende apparaten automatisch opnieuw gekalibreerd worden. Beveiliging verzoekt u vriendelijk deze informatie niet te verspreiden.’
George Banner sloot het systeem in zijn werkkamer af, sloot de deur achter hem zorgvuldig af door met zijn rechteroog in de scanner aan de buitenzijde te kijken. Daarna liep hij naar de personeelskantine. Weliswaar had ongeveer de helft van het personeel het pand al verlaten, op weg naar huis met het voornemen gedurende het nu aangebroken weekend van het mooie voorjaarsweer te gaan genieten.
Nog steeds aan het aparte tafeltje in een hoek van de ruimte zaten Will Carter en Alex Fowler met hun 3D communicators in de hand. Toen ze Banner zagen naderen trokken ze vragend hun wenkbrauwen op. Terwijl hij op de laatste vrije stoel aan het tafeltje ging zitten keek Banner beide mannen aan en schudde bijna onmerkbaar met zijn hoofd, een klein gebaar dat ze gelukkig direct begrepen.