Isaak

Op mijn wandelingen langs het water, achter ons huis en over de dijk, een eindje verderop, kom ik altijd allerlei mensen tegen. Meestal zijn ze, net als ik, hun hond aan het uitlaten. Van die hondenuitlaters ken ik de meesten wel van gezicht en ik groet hen doorgaans vriendelijk. Tenslotte lopen ze daar met het zelfde doel als ik en dat schept toch een soort band.

Het pad is een fiets – en wandelpad. Er wordt dus ook gefietst. Een doodenkele keer rijdt er ook een zeer onwelkome brommer, maar niet heel vaak. De gemeente heeft de toegangen tot het pad door middel van listig geplaatste paaltjes voor brommers wat moeilijker toegankelijk gemaakt. Ik ben daar wel blij om, want de stank van de doorgaans tweetakt uitlaatgassen slaat me op de keel.

Af en toe kom ik ook eenzame wandelaars tegen. Over een van hen, het kreukelige vrouwtje met het prachtige blonde haar, schreef ik al eerder. Met haar valt trouwens geen woord te wisselen, want op groeten of opmerkingen van een andere strekking reageert ze doorgaans niet of nauwelijks.

Vandaag wil ik het hebben over die andere eenzame wandelaar. Af en toe tref ik hem aan, terwijl hij even zit uit te rusten op een van de eerder genoemde paaltjes. Dan zit hij een sigaretje te roken. Behalve vriendelijk groeten spraken we tot nu toe eigenlijk niet met elkaar. Voor mij is dat vrij bijzonder, omdat ik mijn hele leven al snel met de mensen om me heen een praatje maak.                                                                                                       Met deze kleine man had ik maanden geleden wel enkele woorden gewisseld. Ik wist dat hij in Turkije geboren werd en dat Turks zijn moedertaal is. Bij die eerdere gelegenheid kwam ik erachter dat hij een Armeniër is. Volgens mij zijn die mensen al meer dan honderd jaar niet erg geliefd door de Turkse meerderheid in hun land van herkomst.         Tegenwoordig noem ik hem in gedachten onze buurt-Armeniër. Minstens anderhalf uur per dag – weer of geen weer – loopt hij rond door de buurt, langs het water, over de dijk.         Een kapot gewerkt lijf is volgens zijn eigen zeggen de reden voor deze lange wandelingen. Als hij niet blijft lopen dan kan hij na een enkele dag al bijna niet meer overeind.

Een paar dagen geleden kwam ik met onze Jack Russel het pad langs de aanloophaven op. Hij kwam net aanlopen. Meestal loopt hij in de omgekeerde richting, zodat we elkaar tegen komen en soms heel kort een paar woorden wisselen. Nu liep hij in mijn voorgenomen richting, eigenlijk zo dat we elkaar moesten ontmoeten op het moment dat ik het pad op kwam. Ik heb me niet afgevraagd of ik nu zin had in een uitgebreidere ontmoeting. We zijn samen een heel stuk opgelopen.

Nu weet ik eindelijk wie en wat hij is en was en hoe teleurstellend het leven van deze vriendelijke kleine Armeniër verlopen is.                                                                               Vroeger had hij een goedlopend kledingatelier in Amsterdam. Dameskleding werd er gemaakt. Toen echter alles naar de lagelonenlanden werd uitbesteed miste hij de slagvaardigheid en de snelheid om mee te gaan. Daarna was eigenlijk de lol er wel een beetje af.                                                                                                                                 Hard werken in allerlei fabrieken maakte hem al voor zijn zestigste arbeidsongeschikt. Een kapotte rug, hielspoorontstekingen aan beide voeten. Zijn vrouw vond het na de aanzienlijke daling van de levensstandaard ook niet meer zo spannend bij hem; gescheiden…                                                                                                                           Van een bijstandsuitkering leeft hij nu. ‘Dan heb je geen geld voor de fysio,’ zei hij.               Een heel vriendelijk mannetje is hij, een beetje gedeukt door het leven.

We waren aan het einde van de dijk. Ik ging rechtsaf, hij rechtdoor.                                       Ik zei: ‘Nou ben ik je al zo vaak tegen gekomen, maar ik weet nog niet hoe je heet.’             ‘Isaak,’ zei hij stralend, zijn hand uitstekend.                                                                           ‘Peter,’ zei ik en drukte zijn uitgestoken hand.

Als we elkaar nu weer ontmoeten zijn we kennissen, denk ik.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.